IMIS

Publicaties | Instituten | Personen | Datasets | Projecten | Kaarten
[ meld een fout in dit record ]mandje (0): toevoegen | toon Print deze pagina

Stroomatlas Zeebrugge: deelrapport 14. Overzicht varende ADCPmetingen
Plancke, Y.; Stark, J.; De Maerschalck, B. (2024). Stroomatlas Zeebrugge: deelrapport 14. Overzicht varende ADCPmetingen. Versie 4.0. WL Rapporten, 23_063_14. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VII, 19 + 26 p. bijl. pp. https://dx.doi.org/10.48607/267
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , meer
Stroomatlas Zeebrugge: deelrapport 14. Overzicht varende ADCPmetingen

Beschikbaar in  Auteurs 
Documenttype: Projectrapport

Trefwoorden
    Currents (water)
    Hydraulics and sediment > Hydrodynamics > Current velocities  and patterns
    In-situ measurements
    Monitoring
    ANE, België, Brugge, Haven van Zeebrugge [Marine Regions]; ANE, België, Brugge, Zeebrugge [Marine Regions]
Author keywords
    ADCP

Project Top | Auteurs 
  • Stroomatlas Zeebrugge, meer

Contactgegevens

Opdrachtgever: Port of Antwerp-Bruges, meer


Auteurs  Top 
  • Plancke, Y., meer
  • Stark, J., meer
  • De Maerschalck, B., meer

Abstract
    Voorliggend rapport presenteert de verwerkte stromingsmetingen van de meetcampagne die in augustus 2023 uitgevoerd werd door het Waterbouwkundig Laboratorium in samenwerking met DAB Vloot in het kader van de nieuwe stroomatlas voor de haven van Zeebrugge. Gedurende 13 meetdagen werd zowel binnen als buiten de voorhaven de stroming gemeten met behulp van ADCP, ingezet vanop een varend meetschip (MS Pierre Petit).
    De metingen focusten zich op de stroming in de vaargeul, waarbij meetraaien werden gedefinieerd ter hoogte van de beide (rood, groen) boeienlijnen en het midden van de vaargeul. Een belangrijk aandachtsgebied betrof de zone ter hoogte van koppen van de strekdammen, aangezien deze zone wordt gekenmerkt door een gradiënt van beperkte stroming in de voorhaven, naar sterke stroming buiten de voorhaven.
    De metingen tonen een sterke ruimtelijk variatie van de stroming: de voorhaven wordt gekenmerkt door aanzienlijk lagere snelheden (0,5 m/s) dan het gebied buiten de voorhaven (tot 1,5 à 2 m/s). Een bijzonder patroon treedt op net buiten de koppen van de strekdammen bij maximum vloed: net buiten de koppen neemt de snelheid eerst snel toe, waarna ca. 50 m buiten de koppen de snelheid terug afneemt; 200 m buiten de koppen neemt de snelheidsgrootte opnieuw toe (tot dezelfde grootte als bij de koppen), om verder zeewaarts, zeer geleidelijk af te nemen.
    De stroming kent eveneens een variatie over de verticale. De snelheidsgrootte nabij het wateroppervlak is over het algemeen groter dan de snelheid nabij de bodem. Voor de snelheidsrichting - waarbij enkel de snelheden groter dan 0,5 m/s werden beschouwd – wordt zowel tijdens de vloed als de eb een verschil in richting waargenomen tussen de zone nabij het wateroppervlak en nabij de bodem van 20° à 30°. De oorzaak van deze verschillen is vermoedelijk toe te schrijven aan de lokale topo-bathymetrie, densiteit-gedreven stroming, een verschillende invloed over de verticale van de strekdammen en de wind.
    Een laatste vaststelling is de aanwezigheid van (grote) neren in de voorhaven, met name in de getijfase rond hoogwater. De instromende vloedstroming creëert een grote neer die roteert (~ 0,5 m/s oftewel 1 knoop) in wijzerzin, terwijl deze neer zelf een tweede neer initieert die roteert (~ 0,3 m/s oftewel 0,5 knoop) in tegenwijzerzin.

Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid Top | Auteurs