Saliniteitsgradiënt in het Schelde-estuarium: deelrapport 2. Scenario analyse numerieke modellering
Smolders, S.; Kaptein, S.J. (2024). Saliniteitsgradiënt in het Schelde-estuarium: deelrapport 2. Scenario analyse numerieke modellering. Versie 4.0. WL Rapporten, 19_081_2. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VII, 37 + 5 p. bijl. pp. https://dx.doi.org/10.48607/260
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , meer
|
|
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Projectrapport
|
Trefwoorden |
Hydraulics and sediment > Hydrodynamics > Salt-water intrusion Numerical modelling Saline intrusion ANE, Schelde-estuarium [Marine Regions]
|
Author keywords |
Scenario analyse; TELEMAC |
Project | Top | Auteurs |
- AvdT II - Saliniteitsgradiënt Schelde-estuarium, meer
|
ContactgegevensOpdrachtgever: Vlaamse overheid; Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken; Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken; Departement Mobiliteit en Openbare Werken; Afdeling Maritieme Toegang , meer
Abstract |
Zoutindringing in het Schelde estuarium wordt in dit rapport bestudeerd door het vergelijken van verschillende scenario’s met een referentie simulatie. Als referentie werd een afgeslankte versie van het SCALDIS Schelde model genomen. Van dat model is aangetoond dat het in staat is de saliniteit en de variaties ervan in het estuarium goed te reproduceren. Via scenario’s wordt onderzocht wat het effect van zeespiegelstijging (0,5 en 1 m), verschillende debieten bovenafvoer en een andere bathymetrie (die van 1960) op de zoutindringing in vergelijking met de referentiesimulatie. Zoveel mogelijk modelparameters worden constant gehouden en enkel voor de te onderzoeken effecten worden parameters aangepast. De scenario’s met een zeespiegelstijging van 0,5 en 1 m tonen aan dat het zout in vergelijking met de referentie situatie verder in het estuarium binnen dringt. Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat deze oefening gemaakt werd op de huidige bathymetrie (SCALDIS model 2013). Zo kan een meegroeiende bathymetrie met de zeespiegel er mogelijks voor zorgen dat het getij niet noodzakelijk verder in het estuarium zal doordringen en dan zal ook de zoutgradiënt mogelijks minder opschuiven. Verder blijkt dat bovenafvoer een zeer grote invloed heeft op zoutindringing. Er is een duidelijke relatie tussen het volume bovenafvoer en de lengte van zoutindringing. Echter, hoe verder afwaarts, des te ruimer het estuarium zal zijn, en des te meer volume zoetwater nodig is om het zout verder afwaarts te verplaatsen/uit te spoelen. Er is dus telkens veel meer zoetwater nodig om het zout nog verder afwaarts uit te spoelen. Als laatste scenario werd de bathymetrie van 1960 in het model geïmplementeerd. Deze kent een geringere diepgang in het algemeen, vooral in de Zeeschelde. Op deze manier kan de invloed van diepgang ende daarmee gepaard gaande getijvolume, op zoutindringing bekeken worden. Het zout drong minder ver door in het estuarium in het model met de bathymetrie van 1960. Tenslotte werd nog een korte oefening gemaakt door de jaren 1947 en 1949 ruw te simuleren door de randvoorwaarden (getij en bovenafvoer) naar deze jaren aan te passen in het model met de bathymetrie van 1960. Deze ruwe oefening toont aan dat de saliniteitswaarden te Antwerpen wel degelijk de hoge gemeten waarden benaderen die in die jaren opgemeten zijn. Enkele maanden met minimale of geen bovenafvoer zorgden voor de hoogst gemeten saliniteitswaarden te Antwerpen in de laatste honderd jaar en de modeloefening bevestigd dit in grootteorde. |
|