Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende (t0-situatie, fase 3). Aanvullende studie: Kwantificering en kwalificering van organisch materiaal in mariene sedimenten: hun onderlinge relaties en de relatie tot de korrelgrootteverdeling. Dossiernummer 205.240
Vanaverbeke, J.; Beuselinck, B.; Braeckman, U.; Van Colen, C.; De Troch, M.; Moens, T.; Rigeaux, A.; Schram, D.; van Gansbeke, D.; Vincx, M.; Degraer, S. (2008). Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende (t0-situatie, fase 3). Aanvullende studie: Kwantificering en kwalificering van organisch materiaal in mariene sedimenten: hun onderlinge relaties en de relatie tot de korrelgrootteverdeling. Dossiernummer 205.240. MD & K: Oostende. 14 pp.
|
Trefwoorden |
Ecological monitoring Grain size distribution Marine sedimentation Organic materials Stability > Sediment properties > Sediment stability Structures > Hydraulic structures > Coastal structures > Coast defences ANE, België, Oostende [Marine Regions] Marien/Kust |
Project | Top | Auteurs |
- Ecological monitoring coastal defense project Oostende (T0-situation), meer
|
Auteurs | | Top |
- Vanaverbeke, J., meer
- Beuselinck, B.
- Braeckman, U., meer
- Van Colen, C., meer
|
- De Troch, M., meer
- Moens, T., meer
- Rigeaux, A.
- Schram, D., meer
|
|
Abstract |
Tijdens dit project werd onderzoch of er (1) eenduidige relaties bestaan tussen de verschillende componenten van organisch materiaal (OM) in mariene sedimenten; (2) eenduidige relaties bestaan tussen deze componenten en het slibgehalte van het sediment en (3) gelijkaardige resultaten worden bekomen bij het bepalen van het gehalte aan Totaal Organisch Materiaal (TOM) volgens verschillende laboratoriumtechnieken. Op basis van 2 staalnamecampagnes waarbij telkens 25 stations werden bemonsterd, die een brede range aan sedimentkarakteristieken vertonen kon worden aangetoond dat er geen eenduidige relaties bestaan tussen de verschillende componenten van het OM. Verder bleek het ook niet mogelijk om een unieke regressie op te stellen waarbij enige component kon worden geschat uit het slibgehalte van de sedimenten. Dit wijst er op dat bij verder monitoringscampagnes die component(en) effectief moeten worden bepaald die relevant zijn voor de vraagstelling. Alleen schattingen van TOM uit slibgegevens kunnen worden berekend, maar het is duidelijk dat de nodige regressielijnen voor elke monitoringscampagne moeten worden opgesteld. Een andere mogelijkheid bestaat er in om - in het geval van kleinere opdrachten - het TOM gehalte daadwerkelijk te meten. Bij de bepaling van TOM op basis van verschillende methodes blijkt dat het drogen op 60°C en 110°C geen wezenlijke verschillen oplevert, wat er op wijst dat de snellere methode (drogen bij110°C) verder kan toegepast worden. Er waren wel verschillen meetbaar als de moffeltemperatuur werd veranderd Uit literatuur blijkt dat deze ideale temperatuur afhankelijk kan zijn van het slibgehalte. Indien de slibfractie verwaarloosbaar is, wordt door Luczak et al. (1997) een moffeltemperatuur van 500°C aangeraden. Aangezien in de sedimenten die voor onze kust worden aangetroffen deze slibfractie wel aanwezig is, kan het aangewezen zijn om via een gericht onderzoek deze ideale moffeltemperatuur te bepalen. Deze opmerkingen doen echter geen afbreuk aan het feit dat TOM een volwaardige variabele is, als een ruwe schatting van het OM nodig is om een bepaalde wetenschappelijke vraagstelling te onderzoeken (Luczak et al. 1997). |
|