Macrozoobenthos van het Veerse Meer: resultaten bemonstering voorjaar 1988
Seys, J.; Meire, P.; Buyse, M.-A. (1988). Macrozoobenthos van het Veerse Meer: resultaten bemonstering voorjaar 1988. Rapport RUG-WWE, 3. University of Gent, Laboratory for oecology of animals, zoogeography and nature conservation: Gent. 15 pp.
Deel van: Rapport RUG-WWE. Rijksuniversiteit Gent, Laboratorium voor Oecologie der Dieren, Zoogeografie en Natuurbehoud: Gent, meer
| |
Trefwoorden |
Aquatic communities > Benthos > Zoobenthos Sampling ANE, Nederland, Veerse meer [Marine Regions] Marien/Kust |
Auteurs | | Top |
- Seys, J., meer
- Meire, P., meer
- Buyse, M.-A.
|
|
|
Abstract |
Dit rapport geeft een bondig overzicht van de resultaten van een macrozoobenthos-bemonstering van het Veerse Meer in maart 1988.Deze bemonstering moet worden gezien als een aanvulling van de resultaten van de oktoberbemonstering en kadert in het onderzoek naar de mogelijke effecten van een gewijzigd peil- en waterkwaliteitsbeheer op de benthische invertebraten van dit brakwatergebied.In het voorjaar werden in totaal 36 soorten of taxa aangetroffen, waarvan 30 soorten of taxa ook in het najaar werden gevonden. Grote verschuivingen in de soortensamenstelling hebben zich dus niet voorgedaan. Het gemiddeld aantal soorten per monster bedroeg 13.3, tegenover 11.3 in het najaar.De gemiddelde densiteit bedraagt 20521 ex. per m2 tegenover slechts 12326 in het najaar. Dit verschil wordt veroorzaakt door hogere aantallen kleine strandgapers (Mya arenaria) en verschillende soorten Polychaeten.De gemiddelde biomassa bedraagt 9.42 g ADW per m2 (met extra waarde voor grote strandgapers: 11.3) tegenover 16.96 resp. 22.20 in het najaar. Deze merkelijk lagere biomassawaarden worden bijna uitsluitend veroorzaakt door het kleiner aantal grote mosselen (Mytilus edulis) in de voorjaarsmonsters.Een Twinspan-analyse van de voorjaarsmonsters (alsook van de combinatie van voor- en najaarsmonsters) levert alleen een opdeling in meer zandige en meer slibrijke punten op, met als kensoorten van de meer slibrijke Nereis diversicolor en N.succinea. De opdeling in vijf duidelijke groepen zoals in de najaarsbemonstering wordt dus niet meer teruggevonden in het voorjaar, mede door het verdwijnen van de uitgestrekte zeeslavelden en het minder bemonsteren van de mosselbanken. |
|