Survey op het Nederlandse scheepswrak ‘t Vliegent Hart in Belgische wateren


Links: Sven van Haelst (VLIZ) bereidt de multibeam survey voor. Rechts: positionering van RV Simon Stevin boven de site. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Nederland

In februari 1735 leed de Nederlandse Oostindiëvaarder van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) 't Vliegent Hart kort na het vertrek uit Zeeland naar Batavia (Indonesië) schipbreuk. De driemaster, ongeveer 44 m lang en 11 m breed en bewapend met 42 kanonnen, werd in 1729-1730 in Middelburg gebouwd en diende als transportvaartuig tussen Nederland en Azië. Voor zijn tweede reis naar Batavia in 1735 vervoerde het een lading hout, bouwstenen, ijzer, buskruit en wijn, evenals verschillende kisten met gouden en zilveren dukaten. In de middag van 3 februari verliet het schip de haven van Rammekens bij Vlissingen in konvooi met een kleiner schip, de Anna Catharina, en een loodsboot. Enkele uren na het verlaten van de haven liep de Anna Catharina tijdens een noordoosterstorm aan de grond op een van de vele zandbanken in het Deurlo-kanaal en verging. 'T Vliegent Hart liep vast op dezelfde zandbank, maar wist met het opkomend tij los te breken. Het beschadigde schip, grotendeels op drift, bereikte uiteindelijk het diepere water van het Schooneveld, waar het die avond voor anker ging. Water stroomde binnen via de gebroken romp en al snel zonk ‘t Vliegent Hart, in water van 18 meter diep. In totaal waren er meer dan 400 slachtoffers. Kort na de scheepsramp werd de locatie van de twee wrakken opgetelend op een kaart door Abraham Anias.

Reden voor de recente survey van 15 oktober was een multibeam-opname van een paar maanden geleden, die aantoonde dat delen van het schip bloot waren komen te liggen. Een nieuwe multibeam survey werd uitgevoerd door het Vlaams Instituut voor de Zee met het onderzoeksschip RV Simon Stevin en onmiddellijk daarna werd ook een duikonderzoek uitgevoerd. Hoewel de zichtbaarheid onder water nul was, zijn we er toch in geslaagd te bevestigen dat delen van de scheepswrakken (scheepshout, bakstenen en concreties met metalen voorwerpen) effectief bloot liggen en dat het hout wordt bedreigd terwijl het langzaam wordt weggevreten door de paalworm Teredo Navalis.

Met deze campagne werd een eerste stap gezet in de samenwerking tussen Belgische erfgoedonderzoekers en het Nederlandse Maritiem Erfgoed-programma. Een van de hoofddoelen van deze laatste is om samen te werken met landen waar scheepswrakken liggen waarvan Nederland eigenaar is, en die te beheren. Onder hen bevinden zich de overblijfselen van de schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie en de West-Indische Compagnie, de admiraals en oorlogsschepen. Met deze campagne is alvast een eerste stap gezet in de samenwerking tussen België en Nederland. In de komende maanden zal kennis worden uitgewisseld over het beheer van het wrak en in situ conserveringstechnieken en samen bekijken welke maatregelen we kunnen nemen om het scheepswrak te beschermen.
 
Meer informatie over het VOC schip t’ Vliegent Hart: