Ankerkuilbemonstering in de Westerschelde. Resultaten 2021 en meerjarenoverzichten
de Boois, I.J.; Couperus, A.S. (2022). Ankerkuilbemonstering in de Westerschelde. Resultaten 2021 en meerjarenoverzichten. Wageningen University & Research Rapport, C089/21. Wageningen Marine Research: IJmuiden. 35 pp.
Part of: Wageningen University & Research Rapport. Wageningen Marine Research: Yerseke. , more
| |
Abstract |
In 2021 is voor het veertiende jaar de visbemonstering met de ankerkuil op de Westerschelde uitgevoerd in het kader van de monitoring voor de Kaderrichtlijn Water, sinds 2011 in combinatie met een identieke bemonstering op de Zeeschelde in België met hetzelfde schip en vistuig. De monitoring van vooral het pelagische visbestand is van belang in het kader van het herstel en de instandhoudingsdoelen van Natura2000, de Kaderrichtlijn Water en de monitoring van de effecten van verdieping van de vaargeul in de Schelde. De toegepaste methode is een passieve vistechniek die gebruik maakt van de getijstromen en die gericht is op pelagische soorten. Dagelijks wordt bij daglicht één vloedperiode en één ebperiode bemonsterd, gedurende 4 dagen in begin mei en 4 in september. De bemonstering is gedaan met een ankerkuil. Bij deze visserijmethode wordt een net dat op vier hoekpunten met een anker verbonden is in de stroom van een viswater geplaatst. Dit gebeurt vanaf een schip dat aan datzelfde anker afgemeerd ligt. Er kan met twee vistuigen gelijktijdig worden gevist: één aan stuurboord en één aan bakboord. Op vier locaties (Schaar van Valkenisse, Brouwersplaat, Borssele, Paulinapolder) zijn in 2021 in het voorjaar elf en in het najaar zestien monsters genomen. Alleen bij een gunstige combinatie van wind en stroomrichting kan met beide tuigen (stuurboord, bakboord) tegelijk worden gevist. In het voorjaar was de combinatie van sterke westenwind en getijstroom op twee dagen ongunstig en kon alleen tijdens vloed gevist worden, in het najaar kon tijdens alle getijperiodes gevist worden. In algemene zin waren de vangsten in lijn met die van eerdere jaren: in zowel voor- als najaar gedomineerd door ribkwallen (voorjaar: zeedruif (Pleurobrachia pileus), najaar Amerikaanse langlobribkwal (Mnemiopsis leidyi)). Er werden ook exemplaren van poliepkwallen kruiskopkwalletje (Nemopsis bachei) gevangen in het najaar. De vangsten van schijfkwallen in het voorjaar bestonden vooral uit haarkwallen (Cyanea sp.). In het najaar zijn weinig schijfkwallen gevangen. Wel werden in najaar 2021 veel garnalen (Crangon crangon) aangetroffen. Daarnaast bestonden de vangsten in het voor- en najaar vooral uit haringachtigen. Er is geen duidelijke ontwikkeling te zien in de hoeveelheden per soort. Opvallende vangsten in 2021 waren in het voorjaar waren twee kortsnuitzeepaardjes en één Atlantische forel. In het najaar werd op drie van de vier locaties kleine horsmakreel gevangen; deze zijn ook in de Demersal Young Fish Survey (DFS) in de Westerschelde aangetroffen in het najaar van 2021. In vergelijking met eerdere jaren zijn er weinig koornaarvissen gevangen in het najaar. In de huidige berekeningsmethodiek wordt een combinatie van de visduur en de netopening gebruikt voor standaardisatie. Hierdoor wordt voorbij gegaan aan de verschillen in hoeveelheid passerend water per getijfase en per maanfase. Tijdens de survey worden flowmeters gebruikt om de hoeveelheid gepasseerd water te registreren. In de huidige rapportage is een vergelijking gemaakt tussen beide berekeningsmethodieken. De uiteindelijke verschillen in de gestandaardiseerde vangsten voor beide methodieken zijn klein. Dit is vooral te danken aan de evenwichtige verdeling tussen vloed- en ebbemonstering tijdens de survey en de gestandaardiseerde planning van de bemonstering in het jaar, vooral in de laatste jaren. Het is dus aan te raden om in het vervolg over te schakelen naar gestandaardiseerde vangsten per volume. Hierdoor wordt er gecorrigeerd voor effecten van een onevenredige getijdebemonstering, veroorzaakt door weersomstandigheden of door verschillen in stroomsnelheid tijdens de tijen. |
|