IMIS

Schor Ouden Doel is een buitendijks natuurreservaat aan de linkeroever van de Zeeschelde. In het noorden wordt het begrensd door de Belgische-Nederlandse rijksgrens en in het zuiden door de Kerncentrale van Doel. Het gebied is ongeveer 52 ha groot en bestaat uit begroeide schorren en onbegroeide slikken die tweemaal per dag, bij elke hoge tij, door brak scheldewater overspoeld worden. Het is een erkend natuurreservaat, beschermd als waterrijk gebied (wetland) van internationaIe betekenis, maakt deel uit van het Europees Vogelrichtlijngebied "Schorren en polders van de Beneden-Schelde" en is gerangschikt als landschap. Schor Ouden DoeI is het grootste brakwaterschor van België en vormt samen met het Verdronken Land van Saeftinghe, waar het gebied bij aansluit, het grootste brakwaterschor van West-Europa. Om verdere verruiging in het gebied tegen te gaan werd in juni 1999 gestart met een begrazingproject in samenwerking met een veehouder uit Kieldrecht. Inventarisatie gebied en gebruikte methode: Het geïnventariseerde gebied omvat twee deelgebieden, een deel gelegen tussen de Kemcentrale van Doel en de Rijksgrens en een klein gebied gelegen over de Rijksgrens tot het "haventje" van de Hertogin Hedwigepolder. Het gebied werd volledig geïnventariseerd volgens de kateringsmethode. Hiervoor werd het gebied een aantal keren bezocht op verschillende data tijdens het broedseizoen. In de lijst van de broedvogels werden enkel de buitendijks gelegen territoria genoteerd. Behalve voor de Kuifeend waarvan 6 territoria werden vastgesteld in de spuikom achter de haven van Prosperpolder. Opmerkingen bij enkele soorten: - Tureluur heeft zich in aantal (24 territoria) op het schor kunnen handhaven dank zij de beweiding met koeien.
- Winterkoning werd in toenemende mate, in de ruige rietvegetatie, als broedvogel in het schor vastgesteld.
- Snor deed het opmerkelijk goed met 6 territoria. Ook in het nabijgelegen Verdronken Land van Saeftinghe werden opvallend meerdere territoria geïnventariseerd.
- Kleine karekiet werd een afname vastgesteld tegenover vorige jaren. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de meerdere neergeslagen rietvelden die niet geschikt zijn als broedbiotoop en het verdwijnen van enkele rietvelden door de beweiding..