Overslaan en naar de inhoud gaan

Globaal beleidskader

1) Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD)

Officiële naam: Convention on Biological Diversity

Document: 1992

Inwerkingtreding: 1993

Het Verdrag inzake biologische diversiteit is één van de eerste verdragen die de bescherming van biodiversiteit koppelt aan duurzame ontwikkeling. Ze werd onderhandeld tijdens de Wereldtop van Rio de Janeiro in 1992 en heeft drie grote doelstellingen: (1) het behouden en beschermen van biodiversiteit, (2) het duurzaam gebruik van natuurlijke rijkdommen en (3) de billijke verdeling van de voordelen van genetische rijkdommen. Niet-inheemse soorten komen aan bod in artikel 8, waarbij de conventie stelt dat ‘ondertekenende partijen, voor zover mogelijk en op passende wijze, de introductie van niet-inheemse soorten dienen te voorkomen en niet-inheemse soorten die ecosystemen, habitats of soorten bedreigen, dienen te bestrijden of uit te roeien’.

De bijeenkomst van de partijen in Nagoya (COP10, oktober 2010) stelde als doelstelling om tegen 2020 de invasieve niet-inheemse soorten en hun verspreidingskanalen te identificeren, prioriteiten te stellen in de controle en uitroeiing van prioritiaire soorten en maatregelen te treffen voor het beheer van verspreidingskanalen, zodoende de introductie en de vestiging van niet-inheemse soorten te vermijden. Tijdens de COP15 werd het Kunming-Montreal Globaal Biodiversiteitskader aangenomen. Informatie over invasieve niet-inheemse soorten in de context van de CBD is beschikbaar via het Invasive Alien Species Portal.

 

2) Kunming-Montreal Globaal Biodiversiteitskader (CBD-COP15)

Officiële naam: Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework

Document: 2022

Het Globaal Biodiversiteitskader van de VN, dat is goedgekeurd tijdens de 15e vergadering van de Conferentie van de Partijen (COP) bij het VN-Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD; 22 december 2022), omvat vier doelstellingen en 23 targets die tegen 2030 moeten worden bereikt. Voorts bevat het kader vier langetermijndoelstellingen voor 2050 die verband houden met de Biodiversiteitsvisie 2050. Met betrekking tot uitheemse soorten heeft 'Target 6' als doel de gevolgen van invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en ecosysteemdiensten te elimineren, te minimaliseren, te verminderen en/of te mitigeren door de routes voor de introductie van uitheemse soorten in kaart te brengen en te beheren, de introductie en vestiging van prioritaire invasieve uitheemse soorten te voorkomen, het tempo van introductie en vestiging van andere bekende of potentiële invasieve uitheemse soorten tegen 2030 met ten minste 50% te verlagen, en invasieve uitheemse soorten met name op prioritaire locaties, zoals eilanden, uit te roeien of onder controle te houden.


3) Verdrag inzake migrerende wilde diersoorten (Verdrag van Bonn - CMS)

Officiële naam: Convention on the conservation of migratory species of wild animals (Bonn Convention)

Document: 1979

Inwerkingtreding: 1983

Het Verdrag van Bonn is gericht op de bescherming van migrerende terrestrische en mariene soorten en vogels in hun hele verspreidingsgebied.

Artikel III.4c stelt dat de partijen zich ertoe verbinden een strikte controle uit te voeren op de introductie van, of het terugdringen of uitroeien van reeds geïntroduceerde exotische soorten die de doelsoorten opgenomen in de bijlage I (i.e. met uitsterven bedreigde migrerende soorten) van dit verdrag op hun grondgebied dreigen in gevaar te brengen. Migrerende soorten waarvoor een internationale samenwerking wenselijk of noodzakelijk is, zijn opgenomen in bijlage II van het verdrag. Exoten die de trekkende soorten zoals opgenomen in bijlage II van de CMS in gevaar kunnen brengen, kunnen volgens het CMS aan controle worden onderworpen. Artikel V.5 bepaalt dat de lidstaten in overeenkomst met de bepalingen van bijlage II moeten voorzien in het ‘behouden en waar nodig en mogelijk, herstellen van de habitats van belang in het behoud van een gunstige staat van instandhouding, en het beschermen van deze habitats tegen verstoringen, waaronder een strikte controle van de introductie van, of controle van reeds geïntroduceerde, exotische soorten die schadelijk zijn voor de trekkende soorten’.


4) Verdrag inzake internationale handel in bedreigde soorten (CITES)

Officiële naam: Convention on international trade in endangered species of wild fauna and flora

Document: 1973

Inwerkingtreding: 1975

Het CITES-Verdrag regelt de handel in bedreigde dieren en planten, evenals daarvan afgeleide producten. De soorten die onder het verdrag vallen worden opgelijst in drie bijlagen, afhankelijk van de soort-specifieke beschermingsgraad.

Bijlage I lijst bedreigde dieren en planten op die direct met uitsterven bedreigd zijn (bv. walvissen, dolfijnen, bepaalde orchideeënsoorten, etc.) en waarvoor geen handel toegestaan wordt. Bijlage II bevat soorten die niet noodzakelijkerwijs met uitsterven worden bedreigd, maar waarin de handel moet worden gecontroleerd (CITES-vergunning voor in-en uitvoer) om te voorkomen dat het voortbestaan van de soort in gevaar wordt gebracht. Bijlage III bevat alle dieren en planten die in minstens één land worden beschermd en waarvoor bilaterale handelsakkoorden bestaan. Relevant voor de problematiek van niet-inheemse soorten is Artikel XIV.1b, dat de partijen toelaat nationale maatregelen vast te leggen die de handel in, de vangst, het bezit of het vervoer van soorten die niet in de bijlage zijn opgenomen, beperken of verbieden.


5) Internationaal verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sediment van de scheepvaart (BWMC)

Officiële naam: International Convention for the control and management of ships' ballast water and sediments

Document: 2004

Inwerkingtreding: 2017

De BWMC werd in 2004 aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Het verdrag heeft tot doel de verspreiding van invasieve aquatische organismen van de ene regio naar de andere te voorkomen door normen en procedures vast te stellen voor het beheer en de controle van het ballastwater en de sedimenten van schepen. Daarom eist de BWMC dat alle schepen binnen het kader van de internationale scheepvaart hun ballastwater en sedimenten volgens een bepaalde norm beheren, volgens een scheepsspecifiek ballastwater- en sedimentbeheersplan. Alle schepen dienen tevens een ballastwaterrecordboek en een internationaal ballastwaterbeheerscertificaat aan boord te hebben.

Andere relevante internationale initiatieven die zich buigen over de rol van de scheepvaart als vector voor de introductie van niet-inheemse soorten zijn de ICES (International Council for the Exploration of the Sea) werkgroepen voor het bestuderen van biologische invasies en niet-inheemse soorten: de ICES/IOC/IMO Working Group on Ballast and Other Ship Vectors (WGBOSV) en de Working Group on Introduction and Transfers of Marine Organisms (WGITMO). In 2005 publiceerde ICES een nieuwe versie van de ‘Code of Practice’ (goede praktijken) uit 1995 over de introductie en de transfer van mariene organismen.


6) VN-Zeerechtenverdrag (UNCLOS)

Officiële naam: United Nations Convention on the law of the sea

Document: 1982

Inwerkingtreding: 1994

UNCLOS verplicht de lidstaten het mariene milieu in de zeegebieden onder hun rechtsbevoegdheid te beschermen en te vrijwaren van ‘significante en schadelijke wijzigingen’ als gevolg van de (on)opzettelijke introductie van niet-inheemse soorten. Artikel 196.1 van het verdrag stelt dat: ‘Staten alle noodzakelijke maatregelen moeten treffen voor de reductie, preventie en controle van vervuiling van het mariene milieu als resultaat van het gebruik van technologieën of de (on)opzettelijke introductie van nieuwe of niet-inheemse soorten in bepaalde delen van het mariene milieu, dewelke daar schadelijke gevolgen kunnen veroorzaken.


7) Verdrag inzake het recht betreffende het gebruik van internationale waterlopen anders dan voor scheepvaart

Officiële naam: Convention on the Law of Non-navigational Uses of International Watercourses

Document: 1997

Inwerkingtreding: 2014

Op basis van Artikel 22 van het verdrag dienen alle lidstaten te voorzien in het treffen van ‘alle noodzakelijke maatregelen ter preventie van de introductie van niet-inheemse of nieuwe soorten die significante negatieve effecten kunnen veroorzaken in het ecosysteem van de waterlopen, en als gevolg hiervan schade berokkenen aan een andere Staat’.


8) Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis (Ramsar Conventie)

Officiële naam: Ramsar Convention on wetlands of international importance especially as waterfowl habitat

Document: 1971

Inwerkingtreding: 1975

De Ramsar Conventie beoogt het behoud en het rationeel gebruik van alle watergebieden door lokale, regionale en nationale acties en internationale samenwerking, als bijdrage tot een duurzame ontwikkeling. In de Ramsar Conventie worden invasieve soorten geïdentificeerd als één van de bedreigingen voor watergebieden.


9) Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Plantensoorten (IPPC)

Officiële naam: International plant protection Convention

Document: 1951

Inwerkingtreding: 1952

De IPCC focust op fytosanitaire afspraken, incl. plagen van wieren en de indirecte gevolgen ervan. Teneinde de introductie en/of verspreiding van gereguleerde ziekten op hun grondgebied te voorkomen, stelt het verdrag dat de Partijen soevereine rechten mogen laten gelden om, in overeenstemming met de toepasselijke internationale overeenkomsten, de invoer van planten en plantaardige producten en andere – door dit verdrag behandelde – artikelen te reguleren. Aansluitend met dit verdrag dient tevens het Akkoord met betrekking tot Sanitaire en Fytosanitaire Maatregelen (Agreement on the Application of Sanitary and Phytosanitary Measures - SPS, 1994, inwerkingtreding 1995) vermeld te worden. Hoewel dit akkoord niet specifiek gericht is op niet-inheemse soorten, zijn vele plagen van oorsprong niet-inheems.