Telmatogeton japonicus - Japanse dansmug

WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Telmatogeton japonicus Tokunaga, 1933
Eerste waarneming in België
De aanwezigheid van de Japanse dansmug in België werd voor het eerst vastgesteld in 2004. Deze exoot kwam toen al heel algemeen voor op signalisatieboeien vóór onze kust [5].
Verspreiding in België
De Japanse dansmug komt in het studiegebied in hoge densiteiten voor op boeien, zowel nabij de kust als in open zee [5]. Niet lang na de bouw van de offshore windturbines in het Belgisch deel van de Noordzee, werden deze eveneens gekoloniseerd [6]. De soort is nu zeer abundant in de spatzone rond de windturbines [7]. De Japanse dansmug kan ook aangetroffen worden op scheepsrompen, maar komt slechts zeer uitzonderlijk voor op harde substraten in Belgische havens (o.a. Antwerpen), op strandhoofden of op dijken [8].
Verspreiding in onze buurlanden
De eerste Europese waarneming van de Japanse dansmug dateert van 1963 nabij Kiel (Noord-Duitsland). De soort werd toen onterecht als een nieuwe soort voor de wetenschap beschreven, onder de naam Telmatogeton remanei [9]. Bij een volgende waarneming in 1977 in de Baai van Gdansk (Polen) werd opnieuw dezelfde fout gemaakt. Deze keer werd de dansmug Telmatogeton gedanensis gedoopt [10].
Langs de rotsige westkust van Ierland viste men in 1999 resten van de Japanse dansmug (vooral vervellingen van de poppen, maar ook enkele resten van volwassen muggen) uit het water [11]. In 2003 werd de Japanse dansmug gesignaleerd ter hoogte van het Deense offshore windmolenpark ‘Horns Rev’, waar de mug sinds 2004 prominent aanwezig is. Hier kunnen op sommige locaties meer dan 4.000 exemplaren per m2 waargenomen worden [12]. De populaties van deze dansmug volgen de opmars van de Europese offshore windmolenparken op de voet, met als resultaat dat de soort in 2018 aangetroffen werd langs de Britse, Ierse, Belgische, Nederlandse, Duitse, Poolse, Zweedse, Finse, Noorse en IJslandse kusten [4, 12, 13].Wanneer nieuwe kunstmatige habitats – zoals windturbines of signalisatieboeien – in zee geplaatst worden, zijn er niet steeds inheemse soorten aanwezig die deze nieuwe substraten efficiënt weten te koloniseren. Op dergelijke habitats is de kans groter dat een geïntroduceerde soort competitiever zal blijken dan de reeds aanwezige inheemse soorten [15].
De larven van de Japanse dansmug domineren in hun nieuwe leefomgeving het bovenste gedeelte van het getijdengebied en de spatzone [4, 15]. In de Belgische wateren groeien er in deze zones groenwieren [15], die een goede voedselbron voor deze larven blijken te zijn [16, 17]. Aangezien het aantal artificiële habitats in de toekomst hoogstwaarschijnlijk nog zal toenemen, kunnen deze mogelijk dienst doen als zogenaamde ‘stapstenen’. Hiermee zullen uitheemse dieren, waaronder de Japanse Dansmug, hun leefgebied gemakkelijker verder kunnen uitbreiden [7].
Bovendien is de Japanse dansmug aangepast aan zware, sterk variërende omstandigheden en een intense eutrofiëring (een overmaat van nutriënten in het zeewater). Deze laatste eigenschap zou geholpen hebben bij de kolonisatie van de geëutrofieerde Baltische Zee [4].De Japanse dansmug heeft een hard substraat nodig om haar eitjes aan vast te hechten in de spatzone. Denk hierbij aan scheepsrompen, boeien, pilonen van offshore platformen en windmolens, rotskusten en dijken [2, 18]. De bouw van kunstmatige constructies draagt dan ook aanzienlijk bij tot de verspreiding van deze soort [2, 4]. In Nederland bevordert de aanleg van strandhoofden de verspreiding van de Japanse dansmug [18].
De soort komt vooral voor in het mariene milieu, al komt deze dansmug in de Finse Golf ook voor in het brakwatermilieu met een zoutgehalte beneden 4 psu [13]. Ter vergelijking: de Noordzee heeft een zoutgehalte van ongeveer 35 psu. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat de soort ook zoetwater habitats zal koloniseren [19].Lokaal vormt deze uitheemse dansmug in Nederland een voornaam ondereel van het menu van strandlopers en steenlopers [18]. Vooral in de winter, wanneer weinig ander voedsel voorhanden is, zou de bijdrage van deze exoot aan hun dieet belangrijk zijn. Ook werd waargenomen dat trekvogels foerageren op Japanse dansmuggen [4].
Hoewel de Japanse dansmug in hoge densiteiten voorkomt in haar specifieke habitat (de verticale wanden in de spatzone), stelt de soort weinig gevaar voor andere inheemse soorten, aangezien deze dit type habitat niet bewonen. Hierdoor zal de Japanse dansmug niet in competitie treden met inheemse soorten en die ook niet wegconcurreren [20].
Samen met vele andere vastgehechte levende organismen, maakt de Japanse dansmug deel uit van de zogenaamde aangroeigemeenschap [6]. Aangroei kan diverse substraten aantasten en zelfs economische schade toebrengen. Het voorkomen van aangroei op scheepsrompen door een behandeling met een aangroeiwerende verf kost heel wat geld [21]. Bovendien brengen vele van deze verven schade toe aan het ecosysteem tot lange tijd nadat ze uit circulatie werden genomen, zoals tributyltin (TBT), waarvan het gebruik reeds sinds 2003 verboden werd [22].De Japanse dansmug behoort tot de mariene dansmuggen. De larven groeien op in kokers die vastgehecht zijn aan vaste substraten in het bovenste intergetijdengebied en de spatzone, waar ze zich onder andere voeden met groenwieren en blauwwieren (cyanobacteriën) [4, 17]. De larven worden tot 10 mm groot, waarna een pop van maximum 6,5 mm gevormd wordt, waaruit na 2-3 dagen een volwassen mug ontstaat [10, 17].
De volwassen mug leeft slechts vier dagen [13]. Ze kan vliegen, maar net als verwante dansmuggen is ze veel behendiger in het lopen. Zo vouwt deze dansmug haar vleugels in rust naar elkaar toe, waardoor de poten vrij kunnen bewegen [23]. De volwassen exemplaren komen vooral voor op harde substraten nabij de waterrand, waar het opspattende water van brekende golven hen niet lijkt te deren, zelfs niet tijdens het paren [14]. De mug steekt niet – in tegenstelling tot de steekmuggen (Culicidae) – aangezien ze geen bloedmaaltijd nodig heeft om te kunnen voortplanten.
De exuvia (vervellingshuiden) – achtergelaten nadat de volwassen mug uit de pop verschijnt – van de Japanse dansmug kan men van andere soorten onderscheiden doordat ze doorschijnend zijn en slechts acht (in plaats van negen) achterste segmenten hebben [13].
Figuur 1: (Links) Kokers met larven van Telmatogeton japonicus in de spatzone op een boei voor de Belgische kust (© Bob Rumes); (Midden) Telmatogeton japonicus larve (© Francis Kerckhof); (Rechts) Karakteritieke larvale monddelen (mentum en mandibels) van Telmatogeton japonicus (© Bob Rumes).
[1] World Register of Marine Species (WoRMS) (2020). Telmatogeton japonicus Tokunaga, 1933. [http://www.marinespecies.org/aphia.php?p=taxdetails&id=118154] (2020-11-17).
[2] Kerckhof, F.; Haelters, J.; Gollasch, S. (2007). Alien species in the marine and brackish ecosystem: the situation in Belgian waters. Aquat. Invasions 2(3): 243-257. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=114365]
[3] Newman, L.J. (1988). Evolutionary relationships of the Hawaiian and North American Telmatogeton (Insecta; Diptera: Chironomidae). Pac. Sci. 42(1-2): 56-64. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206246]
[4] Brodin, Y.; Andersson, M.H. (2009). The Marine splash midge Telmatogon japonicus, Diptera; Chironomidae) - extreme and alien? Biological Invasions 11(6): 1311-1317. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=141707]
[5] Kerckhof, F. (2005). National Report Belgium, 2004, in: ICES Advisory Committee on the Marine Environment. Report of the Working Group on Introductions and Transfers of Marine Organisms (WGITMO): By Correspondence. CM Documents - ICES. CM 2005(ACME:05). ICES: Copenhagen: pp. 23-25. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=208325]
[6] Kerckhof, F.; Degraer, S.; Norro, A.; Rumes, B. (2011). Offshore intertidal hard substrata: a new habitat promoting non-indigenous species in the Southern North Sea: an exploratory study., in: Degraer, S. et al. Offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: Selected findings from the baseline and targeted monitoring. pp. 27-37. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=207279]
[7] De Mesel, I.; Kerckhof, F.; Norro, A.; Rumes, B.; Degraer, S. (2015). Succession and seasonal dynamics of the epifauna community on offshore wind farm foundations and their role as stepping stones for non-indigenous species. Hydrobiologia 756(1): 37-50. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=245077]
[8] Rumes, B.; Kerckhof, F. (2011). On the occurrence and habitat of Telmatogeton japonicus Tokunaga (Diptera; Chironomidae) in the Southern Bight of the North Sea., in: Mees, J. et al. VLIZ Young Marine Scientists' Day, Brugge, Belgium 25 February 2011: book of abstracts. pp. 74. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=202856]
[9] Remmert, H. (1963). Telmatogeton remanei n. sp., eine neue marine Chironomide aus der Kieler Förde. Zool. Anz. 171(5-8): 165-178. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=208397]
[10] Szadziewski, R. (1977). Telmatogeton gedanensis sp. n. (Clunioninae, Chironomidae, Diptera) - new marine chironomid from the Polish Baltic coast. Pol. Pismo Entomol. 47: 175-184. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206247]
[11] Murray, D.A. (2000). First record of Telmatogeton japonicus Tokunaga (Dipt., Chironomidae) from the British Isles and additional records of halobiontic Chironomidae from Ireland. Entomol. Mon. Mag. 136: 157-160. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206129]
[12] Elsam Engineering A/S (2005). Elsam offshore wind turbines: Horns Rev annual status report for the environmental monitoring programme 1 January 2004 - 31 December 2004. Elsam Engineering A/S: Fredericia, Denmark. 96 pp. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206242]
[13] Raunio, J.; Paasivirta, L.; Brodin, Y. (2009). Marine midge Telmatogeton japonicus Tokunaga (Diptera: Chironomidae) exploiting brackish water in Finland. Aquat. Invasions 4(2): 405-408. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206249]
[14] Cranston, P.S. (1989). The adult males of Telmatogetoninae (Diptera: Chironomidae) of the Holarctic region – keys and diagnosis. Entomol. Scand. Suppl. 34: 17-21. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206241]
[15] Kerckhof, F.; Norro, A.; Jacques, T.; Degraer, S. (2009). Early colonisation of a concrete offshore windmill foundation by marine biofouling on the Thornton Bank (southern North Sea), in: Degraer, S. et al. Offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: State of the art after two years of environmental monitoring. Management Unit of the North Sea Mathematical Models, Marine Ecosystem Management Unit/Royal Belgian Institute of Natural Sciences: Brussel: pp. 39-51. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=142997]
[16] Tokunaga, M. (1935). Chironomidae from Japan (Diptera): IV. On the early stages of a marine midge, Telmatogeton japonicus Tokunaga. Philipp J. Sci. 57: 491-511. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=208354&printversion=1&dropIMIStitle=1]
[17] Sunose, T.; Fujisawa, T. (1982). Ecological studies of the intertidal chironomid Telmatogeton japonicus Tokunaga in Hokkaido. Res. Popul. Ecol. 24: 70-84. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206607]
[18] Boudewijn, T.J.; Meijer, A.J.M. (2007). De kolonisatie door flora en fauna van betonblokken op het zuidelijk havenhoofd te Ijmuiden. Betonblokken als foerageergebied voor paarse strandlopers en steenlopers: eindrapport. Bureau Waardenburg Rapport, 07-051. Bureau Waardenburg. Culemborg. 108 pp. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=198236]
[19] Failla, A.; Vasquez, A.V.; Fujimoto, M.; Ram, J.L. (2015). The ecological, economic and public health impacts of nuisance chironomids and their potential as aquatic invaders. Aquat. Invasions 10(1): 1-15. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=296690]
[20] Degraer, S.; Kerckhof, F.; Reubens, J.; Vanermen, N.; De Mesel, I.; Rumes, B.; Stienen, E.W.M.; Vandendriessche, S.; Vincx, M. (2013). Not necessarily all gold that shines: appropriate ecological context setting needed!, in: Degraer, S. et al. Environmental impacts of offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: Learning from the past to optimise future monitoring programmes. pp. 175-181. [http://www.vliz.be/nl/imis?module=ref&refid=231908]
[21] Schultz, M.P.; Bendick, J.A.; Holm, E.R.; Hertel, W.M. (2010). Economic impact of biofouling on a naval surface ship. Biofouling 27(1): 87-98. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=206434]
[22] Thomas, K.V.; Brooks, S. (2010). The environmental fate and effects of antifouling paint biocides. Biofouling 26(1): 73-88. [http://www.vliz.be/nl/catalogus?module=ref&refid=298933]
[23] Cheng, L. (Ed.) (1976). Marine insects. XII. North-Holland: Amsterdam. ISBN 0-444-11213-8. 581 pp. [http://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=39162]