Pacificincola perforata - Pacifisch mosdiertje
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Pacificincola perforata (Okada & Mawatari, 1937)Het Pacifisch mosdiertje komt van nature voor in de Indo-West-Pacifische regio rond Japan, Hong-Kong en Zuid-China (Zuid- en Oost-Chinese Zee) [4].
Eerste waarneming in België
Het Pacifisch mosdiertje werd voor de eerste maal waargenomen in de Oostendse Spuikom op 14 juli 2016 [2].
Verspreiding in België
Na de eerste waarnemingen in 2016 werd de soort meermaals aangetroffen in de Oostendse Spuikom [2]. Daar werd het mosdiertje initieel aangetroffen op harde substraten (bv. binnenkant mosselklep) en later (sinds 2021) ook op het eveneens niet-inheemse Japans bessenwier Sargassum muticum [2]. Echter, de kolonievorm op het Japans bessenwier en de stekels op een deel van de broedkamers bleken ongewoon voor Pacificincola (soms vijf stekels per broedkamer en vaak ongebruikelijk vertakt) [3], waardoor er twijfel ontstond over de soortidentificatie (zie ook Specifieke kenmerken). Intussen werd aan de hand van DNA-onderzoek bevestigd dat het wel degelijk om dezelfde soort gaat [3].
Verspreiding in onze buurlanden
De eerste waarneming van het Pacifisch mosdiertje vond plaats in 2001 in de Baai van Arcachon (Frankrijk) [4]. Drie jaar later, in 2004, werd in de Oosterschelde de eerste kolonie gesignaleerd op Nederlandse bodem, verzameld op lege mosselschelpen [4]. In 2006 was het reeds de algemeenste soort op keien bij Yerseke, en verspreide zich daarna over de volledige Oosterschelde, het Veerse Meer en het Grevelingenmeer [5,6]. Tot dan waren alle aangetroffen kolonies vastgehecht op hard substraat (schelpen, stenen) en werd geen melding gemaakt van stekels op de broedkamers. Pas in 2016 werden de mosdiertjes voor het eerst aangetroffen op Japans bessenwier (aangespoeld op het strand).
Opvallend is dat de waarnemingen in Europa steeds in de nabijheid van aquacultuur-activiteiten plaatsvinden, hetgeen maakt dat de introductie (zowel primair als secundair) via import van Japanse oesters (Crassostrea/Magallana gigas) de meest plausibele verklaring vormt [4]. Daarnaast werd Escharella hozawai (Okada, 1929), mogelijks dezelfde soort als het Pacifisch mosdiertje (zie ook Specifieke kenmerken), aangetroffen ter hoogte van Hawai en de Noord-Amerikaanse westkust op afval in zee (plastic, glasvezel) ten gevolge van de tsunami in Japan op 11 maart 2011 [7].
Op basis van de milieuomstandigheden in de regio’s waar de soort zich heeft gevestigd, kan worden geconcludeerd dat het Pacifisch mosdiertje kan gedijen bij een oppervlaktewatertemperatuur tussen 1 en 30°C, en zoutgehaltes van 22 tot 35,6 psu [10-13]. Mogelijks reikt de tolerantierange nog verder, maar dit werd nog niet als dusdanig onderzocht.
Doordat de soort zich kan vasthechten aan diverse types substraat en het een gekend aangroeiorganisme is in zijn oorsprongsregio [8], in combinatie met de tolerantie voor diverse milieuomstandigheden, wordt verwacht dat de soort zich snel kan verspreiden langsheen de Atlantische kust van Europa [4].
In de kustwateren van de Zuid-Chinese Zee is het Pacifisch mosdiertje één van de meest voorkomende aangroeiende mosdiertjes (Bryozoa) [8]. De kolonies vestigen zich op ‘kale’ ondergronden (bv. schelpen, stenen, boeien en visnetten) en wieren die bedekt zijn met een biofilm van bacteriën. Ze kunnen zich snel over het oppervlak uitbreiden en kunnen zo concurreren met andere mosdiertjes en sessiele organismen op het vlak van ruimte [4,9]. Er is vooralsnog geen economische impact vastgesteld of te verwachten [9].
Het Pacifisch mosdiertje vormt korstvormende kolonies. De soort is in staat om rechtopstaande groei te ontwikkelen. De kolonies hebben een grijswitte, geelwitte of gele kleur. De zooïden zijn langwerpig ovaal of hoekig en meten om en bij 0,62 x 0,28 mm [4]. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt doorverwezen naar de gespecialiseerde literatuur [4].
Het Pacifisch mosdiertje onderscheidt zich van Escharella hozawai (Okada, 1929) door de afwezigheid van stekels op de broedkamers (bij Escharella hozawai zijn er drie opvallende stekels aanwezig). Echter, in België en Nederland worden op Japans bessenwier kolonies aangetroffen die binnen eenzelfde kolonie broedkamers met als zonder stekels hebben. DNA-onderzoek bracht aan het licht dat beide types identiek zijn en de broedkamers binnen dezelfde soort aanzienlijke morfologische variaties vertonen [3]. Indien dit wordt bevestigd door vervolgonderzoek, dan zou de naam van beide soorten gewijzigd moeten worden naar Pacificincola hozawai (Okada, 1929), omdat de oudste naam gebruikt dient te worden [3]. Het nut van de stekels is op heden nog niet gekend. Misschien houdt de groei van stekels verband met de beperkte oppervlakte op wieren waarop de korstvormige kolonies zich kunnen vasthechten, waarna de kolonie opgerichte geplooide tweelagige bladen vormt en waarbij de stekels mogelijks de andere laag op afstand willen houden om voldoende ruimte te hebben om hun eigen tentakelkrans uit te stulpen [3].
[1] World Register of Marine Species (WoRMS) (2024). Pacificincola perforata (Okada & Mawatari, 1937). https://www.marinespecies.org/aphia.php?p=taxdetails&id=408260 (2024-10-18).
[2] Jonckheere, I.; Kerckhof, F. (2024). Waarnemingen gedaan tijdens de SWG-excursie naar de Spuikom van Oostende op 9 juli 2023 met vondsten van verschillende nieuwe geïntroduceerde soorten voor de Belgische fauna. De Strandvlo 44(2): 33-41. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=394050]
[3] De Blauwe, H.; Gittenberger, A.; Kerckhof, F. (2024). Zijn Pacificincola perforata (Okada & Mawatari, 1937) en Escharella hozawai (Okada, 1929) (Bryozoa, Cheilostomatidae) dezelfde soort? De Strandvlo 44(2): 44-51. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=394066]
[4] De Blauwe, H. (2006). On the taxonomy and distribution of the family Pacificincolidae Liu & Liu, 1999 (Bryozoa, Cheilostomata), with the description of a new genus. Bull. Kon. Belg. Inst. Natuurwet. Biologie 76: 139-145. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=110685]
[5] Faasse, M.A.; van Moorsel, G.W.N.M.; Tempelman, D. (2013). Moss animals of the Dutch part of the North Sea and coastal waters of the Netherlands (Bryozoa). Ned. Faunist. Meded. 41: 1-14. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=302003]
[6] Gittenberger, A.; Rensing, M.; Niemantsverdriet, P.; Schrieken, N.; D’Hont, A.; Stegenga, H. (2015). Soorteninventarisatie oesterputten en oesterpercelen. GiMaRIS Rapport, 2015(19). GiMaRIS: Leiden. 23 pp. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=395106]
[7] McCuller, M.I.; Carlton, J. (2018). Transoceanic rafting of Bryozoa (Cyclostomata, Cheilostomata, and Ctenostomata) across the North Pacific Ocean on Japanese tsunami marine debris. Aquat. Invasions 13(1): 137-162. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=395108]
[8] Liu, H.; Liu, H. (1999). Systematic position of Mucronella perforata Okada et Mawatari 1937. Chin. J. Oceanol. Limnol. 17(4): 338-343. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=79941]
[9] Nederlands soortenregister – Overzicht van de Nederlandse biodiversiteit. Pacifisch mosdiertje Pacificincola perforata. https://www.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/species/nsr_taxon.php?id=173010&cat=162 (2024-09-03)
[10] Deborde, J.; Anschutz, P.; Auby, I.; Glé, C.; Commarieu, M.-V.; Maurer, D.; Lecroart, P.; Abril, G. (2008). Role of tidal pumping on nutrient cycling in a temperate lagoon (Arcachon Bay, France). Mar. Chem. 109(1-2): 98-114. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=395111]
[11] Maarse, M.; Kleissen, F.; Nolte, A. (2021). Klimaatrobuustheid van het waterbeheer van het Verse Meer: Houdbaarheid in het licht van klimaatverandering. Rijkswaterstaat Water Verkeer en Leefomgeving: Utrecht. 81 pp. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=395115]
[12] https://www.vliz.be/spuikom/metingen (2024-09-03)
[13] Nemesis. Pacificincola perforata. https://invasions.si.edu/nemesis/jtmd/species_summary/Pacificincola%20perforata (2024-09-03)
VLIZ Alien Species Consortium (2024). Pacificincola perforata – Pacifisch mosdiertje. Geïntroduceerde niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria anno 2024. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). 5 pp.