Euplana gracilis -

WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Euplana gracilis Girard, 1853
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de polyclade platworm Euplana gracilis is allicht de Atlantische kust van Noord-Amerika, waar de soort voorkomt van Florida tot Prince Edward Island (Canada) [2,3].
Eerste waarneming in België
Euplana gracilis werd in 2023 voor het eerst waargenomen in de haven van Zeebrugge [4].
Verspreiding in België
Het voorkomen van deze platworm werd tot op heden enkel aangetoond in de haven van Zeebrugge [4].
Verspreiding in onze buurlanden
Euplana gracilis werd in 2002 voor de eerste maal geobserveerd in IJmuiden, waar de worm reeds een abundant voorkomen kende net achter de sluizen (brakwater) [2]. In 2004 werd de soort ook aangetroffen in het Veerse Meer, en een jaar later ook in het noordwestelijke deel van de Oosterschelde (Burghsluis, Zierikzee) [5].
Verder van huis werd de soort in 1980 eveneens gesignaleerd in Port Phillip Bay (Victoria) in Zuid-Australië, een voorkomen dat allicht toegeschreven dient te worden aan een introductie [6].
De introductie van deze platworm kan allicht in verband worden gebracht met internationale scheepvaart, waarbij de soort zich schuilhoudt tussen de aangroeigemeenschap op scheepsrompen [2].
Het uitgestrekte oorsprongsgebied van deze platworm maakt dat de soort vermoedelijk een brede temperatuurstolerantie bezit. Daarnaast gedijt de worm zowel in mariene milieus als in brakwater [2].
De tolerantie tegenover temperatuurs- en zoutgehaltevariaties maakt het waarschijnlijk dat deze soort ook andere gebieden in Nederland en Europa zal veroveren (of reeds heeft veroverd) [2]. Echter, de biologie van polycladen blijft tot op vandaag voor een groot deel ongekend. Zo is er een gebrek aan kennis over het al dan niet voorkomen van een larvale fase in het ontwikkelingsproces, voedingsgewoonten, verspreiding en seizoensgebondenheid, hetgeen de analyse van mogelijke verspreidingspatronen belemmert [7]. Hoewel de meest voorkomende ontwikkelingswijze bij polycladen ‘directe ontwikkeling’ betreft (waarbij het embryo zich rechtstreeks ontwikkelt tot een vorm die lijkt op de jonge volwassene), zijn er ook veel soorten die zich indirect ontwikkelen via een planktonisch larvaal stadium [8].
Er zijn geen gegevens gekend over effecten of potentiële maatregelen die verband houden met het voorkomen van Euplana gracilis.
Euplana gracilis is iets kleiner dan een centimeter en heeft een vlekkerige bruingrijze kleur. Het lichaam is langwerpig en wordt naar achter toe iets smaller. Tentakels ontbreken. De exemplaren van IJmuiden hebben twee grotere tentaculaire oogvlekken, ieder ogenschijnlijk bestaande uit twee samengesmolten oogvlekken, en daarvoor, in de lengterichting van het lichaam, twee slordige rijen van ieder ongeveer vier kleinere cerebrale oogvlekjes. In de literatuur wordt tegenstrijdige informatie gegeven omtrent het patroon van oogvlekken op de kop van deze platworm. Op basis van het materiaal van IJmuiden kon ook niet worden vastgesteld of het oogvlekkenpatroon variabel is of dat onder de naam Euplana gracilis meerdere soorten zijn samengevat [2].
Polyclade platwormen hebben in het algemeen een zeer cryptische levenswijze. Veel soorten mijden het licht en hebben de neiging een schuilplaats te zoeken in nauwe openingen [2]. Deze levenswijze is mogelijks de reden achter het feit dat er weinig aanwijzingen zijn van ‘geslaagde kolonisaties’ door platwormen buiten hun natuurlijk leefgebied [9], daar ze makkelijk onopgemerkt in nieuwe gebieden kunnen gedijen [2].
Een zeldzame studie die de voedingsgewoonten van Euplana gracilis onderzocht toonde aan dat de platworm een micropredator is die zich – althans volgens deze studie – exclusief voedt met kokerbouwende vlokreeftjes [10].
[1] World Register of Marine Species (WoRMS) (2024). Euplana gracilis Girard, 1853. https://www.marinespecies.org/aphia.php?p=taxdetails&id=157977 (2024-10-18).
[2] Faasse, M.; Ates, R. (2003). De Nederlandse polyclade platwormen (Platyhelminthes: Turbellaria: Polycladida): 2. De uit Amerika afkomstige Euplana gracilis (Girard, 1850). Het Zeepaard 63(2): 57-60. [https://vliz.be/nl/imis?module=ref&refid=34124]
[3] Hyman, L.H. (1941). The polyclad flatworms of the Atlantic coast of the United States and Canada. Proc. U.S. Natl. Mus. 89(3101): 449-495. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=393690]
[4] Dumoulin, E. (2024). Persoonlijke mededeling.
[5] Faasse, M.; Ligthart, M. (2007). De Nederlandse polyclade platwormen (Platyhelminthes: Turbellaria: Polycladida): IV. Stylostomum ellipse en Imogine necopinata (en Euplana gracilis). Het Zeepaard 67(2): 44-47. [https://vliz.be/nl/imis?module=ref&refid=110005]
[6] Prudhoe, S. (1982). Polyclad turbellarians from the southern coasts of Australia. Rec. South Aust. Mus. 18(16): 361-384. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=394256]
[7] Tosetto, L.; McNab, J.M.; Hutchings, P.A.; Alonso Rodriguez, J.; Williamson, J.E. (2023). Fantastic flatworms and where to find them: Insights into intertidal polyclad flatworm distribution in southeastern Australian boulder beaches. Diversity 15(3): 393. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=393674]
[8] Rawlinson, K.A. (2014). The diversity, development and evolution of polyclad flatworm larvae. EvoDevo 5(1): 9. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=393688]
[9] Faubel, A.; Gollasch, S. (1996). Cryptostylochus hullensis sp. nov. (Polycladida, Acotylea, Platyhelminthes): a possible case of transoceanic dispersal on a ship’s hull. Helgol. Meeresunters. 50: 533-537. [https://vliz.be/nl/imis?module=ref&refid=25069]
[10] Janiak, D.S.; Adams, J.N.; Rubinoff, B.; Osman, R.W. (2017). Predator-prey interactions of the polyclad, Euplana gracilis, and the amphipod, Apocorophium lacustre, in the Chesapeake Bay. Est. Coast. 40(2): 513-521. [https://www.vliz.be/en/imis?module=ref&refid=393683]
VLIZ Alien Species Consortium (2024). Euplana gracilis. Geïntroduceerde niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria anno 2024. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). 4 pp.