Vaak is het kommer en kwel als we de toestand van onze biodiversiteit onder de loep nemen. Dat geldt ook in ons druk bezet en gegeerd kustgebied. Soms echter kunnen natuurbeheerders successen voorleggen die aan de ribben blijven plakken. En dat plakken kun je bijna letterlijk nemen in het geval van, zo niet onze mooiste, dan toch zeker wel onze meest bijzondere inheemse kikker: de boomkikker of ‘plakpuut’. Het verhaal van een lokaal nagenoeg volledig verdwenen soort, die nu rond het Zwin terug kwakend door het leven gaat.
– JAN SEYS
Eind vorige eeuw leefden nog hooguit een handvol boomkikkers aan onze kust. Ze hadden in de tuin van Maurice Lippens in Knokke hun laatste toevluchtsoord. Dat het al jaren bergaf ging met dit boegbeeld van het kleinschalig landschap had veel, zo niet alles te maken met habitatverlies en watervervuiling. Gelukkig was de schade net over de grens met Nederland iets minder groot – met nog zowat honderd roepende mannetjes – en kon van daaruit het herstel van start gaan. Diverse overheden en natuurverenigingen sloegen de handen in elkaar, mét resultaat. Vandaag telt de populatie rond het Zwin terug 1500-1600 roepende mannetjes, en groeide het Zeeuwse bestand aan tot 2650 kwakers. En nog is de opmars niet gestuit. Met een Actieplan Boomkikker zet de Provincie West-Vlaanderen de volgende jaren in op een verdere uitbreiding richting Damme.
Een boomkikker? Echt?
Je herkent hem meteen, dit sympathieke grasgroene kikkertje van nauwelijks vijf centimeter groot. Met witte buik en donkerbruine oog- en flankstreep. Ook de verbrede hechtschijfjes aan de toppen van vingers en tenen zijn kenmerkend. Anders dan bij zuignapjes, zijn het de zeer fijne kanaaltjes in die schijfjes – waaruit vocht kan worden gedreven – die de kikker toelaten moeiteloos te klimmen. Volksnamen als ‘hagepuit’, ‘takkepuit’ of ‘plakpuit’ liegen er niet om. De boomkikker kan tot wel 10 m hoog opduiken, al vind je hem toch vooral in struikgewas en braamstruweel.
Wil je kans maken op een ontmoeting met deze mediagenieke, kleinste en zeldzaamste kikker van onze provincie? Bezoek dan het Zwin Natuur Park. In de zomer heb je daar veel kans om er één te zien zitten zonnen op de braamstruwelen in het park. Let wel: het is een zoekplaatje, ze zijn verbazend goed gecamoufleerd! Anders vormt hun gezang de beste garantie. Vanuit een bruingele kwaakblaas onderaan de keel laten de mannetjes ’s avonds en ’s nachts een luid en herhaald ké-ké-ké-ké-... weerklinken. Vooral in de paartijd (mei - begin juli) op windstille zwoele nachten kunnen ze een hels kabaal maken, hoorbaar tot meer dan een kilometer ver. Zingen doen ze dan in koor vanuit het water, zittend tussen water- en oeverplanten. Al kun je er ook weleens eentje buiten de paartijd horen kwaken vanuit een braamstruik, genietend van het zonnetje en de insecten in de buurt.
In een voortplantingspoel is de aanwezigheid van waterplanten essentieel. Het wijfje zet immers de eiklompjes af op waterplanten, op zo’n 10-20 cm diepte. Zo’n eiklomp is nauwelijks groter dan een okkernoot en bevatten doorgaans niet meer dan 10-50 eitjes. Boomkikkervisjes herken je aan de hoge staartzoom die reikt van de ogen tot het puntig einde van de staart. Tussen juli en september – na 40-100 dagen – verlaten ze als mini-boomkikkertjes (1-2 cm) de poel.
Hoe het zo verkeerd kon lopen
Boomkikkers stellen hoge eisen aan hun omgeving. Zowel aan het zomerbiotoop waar ze zich voortplanten – een vegetatierijke, zuivere en visvrije zoetwaterplas – als aan de leefomgeving op land waar ze tijdens de andere 90% van het jaar vertoeven. Ideaal zijn daar veel insecten te eten, veel zonnige struwelen – bij voorkeur bramen – met ertussen bloemrijk grasland. Boomkikkers leven bij de gratie van kleinschalige landschapselementen. Een mix van natuurelementen en/of extensief beheerde terreinen. Net door het verdwijnen van dit veelzijdige, gevarieerde landschap kreeg deze kikker het hard te verduren.
Hoewel zijn naam doet uitschijnen dat de soort het nogal voor bomen heeft, is niets minder waar. Gesloten bossen mijdt hij, daar is te veel schaduw. Meer nog, beter dan andere kikkers kunnen ze best wel om met uitdroging en zonnen doen ze al te graag. Dat belet niet dat ze vooral ‘s nachts jagen op insecten en andere ongewervelden. Daarbij demonstreren ze een ongelofelijke behendigheid. Ze klauteren als de beste, en bewegen zich behendig tussen doornen en stekels. Vijanden hebben ze genoeg. De eieren en/of kikkervisjes zijn geliefd bij vissen, roofkevers, libellenlarven, grotere kikkers en salamanders, alsook bij eenden en waterhoen. De volwassen kikkertjes moeten opletten voor onder andere reigers en voor tal van zoogdieren.
De poel waar de kikker zich voortplant dient in de zon te liggen en rijkelijk met waterplanten begroeid te zijn. De grootte is minder belangrijk en kan schommelen van 40 tot 4000 m2. Als begroeiing zijn oppervlakkig ondergedoken planten (waterranonkel, sterrenkroos, fonteinkruid of Mannagras) ideaal. Bij voorkeur is het water zoet (hooguit lichtjes brak) en relatief voedselarm. Dat vermijdt overmatige algenbloei en/of zuurstoftekorten.
Om de eieren en kikkervisjes maximale kans tot ontwikkeling te bieden, mag de poel geen vissen huisvesten. Voldoende diepte – tussen 40 cm en 1 meter – moet dan weer vermijden dat de poel uitdroogt voor de jonge kikkertjes eind juli-half augustus het water verlaten. De meeste geschikt bevonden poelen zijn ca 250 m2 groot en hebben zacht hellende oevers. Zo kunnen de kikkers vlot het water in en uit. Wat ruigte langs de oever is gewenst, zodat de kikkertjes overdag tijdens het paaiseizoen aan land kunnen schuilen. Idealiter liggen er binnen een straal van 500 meter andere poelen, voor het geval de bronpoel alsnog uitdroogt. De winter (oktober tot april) brengt de boomkikker door aan land in allerlei holtes: van muizen- en mollengangen, in boomholtes of onder takken, bladeren, stenen of boomstronken.
Kortom, een ideaal leefgebied voor boomkikker bestaat uit: (1) een rijkelijk met waterplanten begroeide poel (“voortplanting”) met vlakbij: (2) een extensief begraasd en onbemest bloemrijk grasland of dijk (“voedsel”); (3) een van bramen voorziene haag of struweel als corridor naar andere poelen (“zonnen” en “verplaatsen als poel uitdroogt”) en naar voldoende holtes (“overwinteren”). Nog beter is als er tientallen dergelijke leefgebiedjes binnen een met elkaar verweven gebied van 15-25 ha voorhanden is.
Dank aan zij die bleven geloven in een herstel van de populaties
Boomkikkers stellen heel wat eisen aan hun leefomgeving. Geen toeval dus dat de soort het steeds moeilijker kreeg. Bovendien hou je bij het beheer maar beter rekening met de agenda van de boomkikker. Snoeiwerk aan hagen en struwelen kan best gebeuren van november tot maart, als de kikkertjes veilig geborgen in een of andere holte in winterslaap zijn. Maaien van bloemrijk grasland gebeurt bij voorkeur gefaseerd, zodat er in de directe omgeving steeds voldoende insecten beschikbaar blijven. Het verwijderen van overtollige vegetatie uit de poelen kan dan weer beter in september of oktober.
Om hun leefgebied te doen uitbreiden vanuit een bestaande populatie heb je wel wat geduld nodig. Twee derde van de boomkikkers blijven binnen de 500 meter van de voortplantingspoel, zelden zwerven ze verder dan één kilometer. Toch tonen de geleverde resultaten van natuurinrichting in Zeeuws-Vlaanderen en de noordoosthoek van West-Vlaanderen, dat de soort – mits voldoende voortplantingssucces – ook wel enige ‘ondernemingszin’ vertoont. Onze fotogenieke kikker blijkt vlot nabije, geschikte plekken te koloniseren vanuit bestaande bolwerken. Als de omstandigheden ideaal zijn, kan hij daarbij op 1-3 jaar tijd zo’n 3 km overbruggen.
Maar vooral de volharding van de natuurinrichters heeft het succes van het populatieherstel bepaald. Eind vorige eeuw restte nog een kleine versnipperde populatie in de overgang tussen duin en polder in Knokke en het Nederlandse Retranchement, Cadzand en Aardenburg. Deze restpopulatie telde nauwelijks honderd roepende mannetjes, waarvan aan Belgische zijde amper een 3-20 roepende mannetjes restten aan de privé tuinvijver van Maurice Lippens. Vanuit die gebieden en dankzij een lokaal Zeeuws/West-Vlaams en globaal Nederlands soortactieplan, ging het stilaan beter.
Overheden en natuurbewegingen investeerden fors in het creëren en herstellen van poelen en landbiotopen, én in kleinschalige verbindingen tussen deze kernen. Zo kregen honderden hectaren een boomkikker-vriendelijke inrichting. Tevens voerde Vlaanderen grote inrichtingswerken uit in de Zwinduinen en omgeving, gaf de provincie het Zwinvogelpark een grondige facelift (incl. een duinplassenlandschap) en deden ook Natuurpunt en de Oostkustpolder hun duit in het zakje. Alles samen kreeg de Zwinstreek in de periode 2000-2018 meer dan honderd nieuwe poelen. De kikkers volgden gedwee.
Huidige situatie & blik op de toekomst
Omdat wijfjes boomkikker niet kwaken en dus moeilijker te tellen zijn, drukt men populaties van deze soort uit in het aantal roepende mannetjes. Intussen telt de West-Vlaamse populatie boomkikkers terug 1500-1600 (!) roepende mannetjes, aangevuld met nog eens 2650 ‘zangers’ over de grens in Zeeuws-Vlaanderen. Een totaalpopulatie van meer dan 4000 zingende mannen in dit gebied. Goed voor een kwart van de volledige Vlaamse populatie, de rest bevindt zich in Limburg. Over de grens in Frankrijk bevindt zich eveneens een populatie ten westen van Calais, maar deze staat niet in verbinding met de dieren aan onze Oostkust.
Spijts de spectaculaire populatiegroei in West-Vlaanderen, is het te vroeg om op zijn lauweren te gaan rusten. Deze populatie is immers gegroeid vanuit een zeer smalle genetische basis, waardoor ze kwetsbaar blijft bij veranderende omstandigheden. De boomkikker zou met andere woorden even snel weer weg kunnen zijn als hij teruggekeerd is. Ook bevindt het overgrote deel van de kikkers zich in een beperkt, door Europa beschermde zone van Habitat- en Vogelrichtlijngebieden.
Focus bij het verdere herstel ligt bij het herinrichten van kleinschalig leefgebied en verbindende corridors tussen de kernen, en dit vooral in zuidwestelijke richting. Het provinciaal actieplan focust daarom op de aanleg van een corridor met poelen, hagen en bloemenrijk grasland van Sluis richting Damme, en van Aardenburg richting Lapscheure. Beide doelgebieden kenden tot zo’n vijftig jaar geleden nog boomkikkers. Vooral het boomkikkervriendelijk inrichten van diverse dijken en van de omgeving van de Damse Vaart staat centraal bij dit toekomstgericht actieplan.
Benieuwd of de boomkikker die resterende tien kilometer, met de hulp van de Provincie West-Vlaanderen, Natuurpunt en plaatselijke bewoners in de volgende jaren weet te slechten!
Lees meer
- West-Vlaams soortactieplan: Boomkikker. Dochy (2022) | VLIZ-bib
- Vlaams Soortbeschermingsprogramma: Boomkikker (2018) | Ecopedia
- Boomkikker | RAVON - Natuurpunt