Pinguïns spelen een belangrijke rol in de mariene ecosystemen van de gematigde en koude delen van het zuidelijk halfrond. Deze typische zwart-witte vogels zijn in de loop van hun evolutie aangepast om onder water te zwemmen en te jagen. Tot ruim anderhalve eeuw geleden leefde in de noordelijke Atlantische Oceaan, en de Noordzee, ook iets dat op een pinguïn leek: de reuzenalk. Nu is deze vogel uitgestorven. In Nederland zijn de laatste jaren behoorlijk wat botten van dit dier aangetroffen, dankzij ‘citizen science’. Onlangs ontdekten burgers ook op Belgische stranden de allereerste twee botten van deze uitgestorven vogel. Een buitenkans voor verder onderzoek.
– BRAM LANGEVELD, Natuurhistorisch Museum Rotterdam
De reuzenalk was een grote, niet-vliegende alk van de Noord-Atlantische Oceaan. Een evenknie van de pinguïns op het zuidelijk halfrond, maar niet nauwverwant. De soort stierf rond 1844 uit als direct gevolg van bejaging door de mens. Tot heel recent beschouwden onderzoekers uit Nederland en de aangrenzende zuidelijke Noordzee skeletresten van reuzenalk als zeldzaam. Maar dankzij vondsten op Nederlandse opgespoten stranden zijn inmiddels meer dan 125 (sub)fossiele botten bekend.
Vooral de inbreng van citizen scientists de voorbije jaren is hierin bepalend. Een deel van deze vondsten wordt nu bewaard in museumcollecties. Botten zijn intussen bekend van meer dan 15 Nederlandse stranden: van Zandvoort in de provincie Noord-Holland tot Cadzand vlakbij de Belgisch-Nederlandse grens. Vier koolstofdateringen toonden aan dat de reuzenalk ergens tussen 3500 en meer dan 50.000 jaar geleden in de Noordzee leefde. De grote hoeveelheid resten veranderde het beeld van de reuzenalk in de zuidelijke Noordzee van een zeldzame dwaalgast naar een waarschijnlijk algemene of geregelde wintergast gedurende de afgelopen millennia. Belgische vondsten ontbraken tot nu toe, maar daar is dus nu verandering in gekomen.
De reuzenalk, exact wat zijn naam verraadt, al kon hij niet vliegen
Reuzenalken zijn herkenbaar aan hun grote formaat, stevige snavel, relatief kleine vleugels en (in hun zomerkleed) een zwarte rug en vleugels, met een witte buik en een witte vlek bij het oog. Het waren met 75 cm lang en ongeveer 5 kg zwaar, uit de kluiten gewassen dieren. Ter vergelijking: een moderne nauwe verwant, de alk, is maar half zo groot (40 cm) en weegt maximaal 900 gram. Ook de zeekoet en de bekende papegaaiduiker met zijn kleurige snavel behoren tot de alkachtigen. De reuzenalk kon niet vliegen en bewoog zich op het land niet zo snel voort, maar kon wel erg goed, snel en behendig zwemmen en duiken. Het dier leefde dan ook over een uitgestrekt gebied in de noordelijke Atlantische Oceaan. Het dier kwam praktisch alleen aan land om te broeden, maar bleef op open zee vermoedelijk in de nabijheid van de kust. Zijn voedsel bestond uit vis en mogelijk ook uit kreeftachtigen, dat hij onder water opdook, zowel uit scholen als vanaf de bodem.
Hoewel de reuzenalk wel eens als ‘arctisch’ wordt beschouwd, is er maar één vondst bekend van resten binnen de Noordpoolcirkel. Wel had de soort in de recente geschiedenis een duidelijk noordelijke verspreiding. Grote kolonies vestigden zich op slechts een paar plaatsen, waaronder nabij Newfoundland en in de buurt van IJsland. Reuzenalken stelden hoge eisen aan hun broedplaatsen. En dat zijn veel voedsel vlakbij en een gemakkelijke toegangsweg vanuit het water, geen overbodige luxe voor een vogel die niet kan vliegen. Het zwaartepunt van hun verspreiding lag dus noordelijk, maar in historische tijden werden ze ook rond het noorden van Groot-Brittannië geregeld gezien. In paleontologische en archeologische context zijn zelfs nog zuidelijker, tot in Marokko en Florida, vondsten gedaan. Naast klimaatschommelingen had ook de mens al vroeg een invloed, vooral door middel van jacht op de zuidelijke populaties van de soort.
Het einde van een bijzondere vogel
In of kort na het jaar 1844 stierf de reuzenalk uit. De mens was de directe oorzaak. Hij bejaagde het dier intensief in de broedpopulaties voor zijn vlees, veren en eieren. En toen bleek dat de soort steeds zeldzamer werd, nam ook zijn geldelijke waarde voor musea en particulieren toe. Zijn doodvonnis, zo zou blijken. Tegenwoordig gaat dat gelukkig meestal anders. Uiteindelijk is het ‘laatste paartje’ (symbolisch in ieder geval) van de reuzenalk in 1844 op het eilandje Eldey bij IJsland afgeslacht, terwijl het aan het broeden was.
Verspreid over de ganse wereld zijn vooral in musea in totaal 78 huiden, 75 eieren en 24 complete skeletten bewaard gebleven. Daarnaast is er ook vrij veel skeletmateriaal uit archeologische context. Kort na het uitsterven van de soort verzamelde men relatief veel skeletmateriaal. Dat gebeurde op de eilanden waar de reuzenalk gebroed heeft, o.a. voor het maken van composietskeletten. Op het eerste gezicht lijkt er voor een uitgestorven vogel relatief veel materiaal aanwezig. Maar als men nagaat dat er duizenden en duizenden exemplaren afgeslacht zijn, stelt dit aantal toch niet zoveel voor. Onlangs onthulde DNA-onderzoek dat de opgezette reuzenalk in de collectie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen het mannetje van het laatste broedpaar uit 1844 is.
Botten op het strand
Botresten van reuzenalken verschijnen niet zomaar op het strand. De meeste Nederlandse en Vlaamse stranden zijn de afgelopen decennia verbreed en verhoogd met zandsuppleties uit de nabije Noordzee. Om kusterosie tegen te gaan en het lage land te beschermen tegen de stijgende zeespiegel zuigen sleephopperzuigers jaarlijks miljoenen kubieke meters zand op van de Noordzeebodem en spuiten dit zand op onze stranden. Juist op die opgespoten stranden heb je meest kans een bot van een reuzenalk te treffen. Heel wat geïnteresseerde amateur-verzamelaars (citizen scientists) zoeken op deze stranden naar allerlei fossielen.
Op de Zuid-Hollandse stranden gaat het vaak om botten van IJstijddieren, zoals wolharige mammoeten. Op de Zeeuwse stranden ligt de focus op fossiele schelpen en haaientanden. Fossiele vogelbotjes vormen zelden een doel op zich. Toch levert dit soort zoektochten regelmatig een bijvangst op en af en toe blijkt daar een reuzenalk bij te zitten. Op een van de rijkste strandvindplaatsen van botten van de reuzenalk, de Zandmotor voor de kust van Ter Heijde, kost het gemiddeld 270 uur zoeken om een enkel botje van de reuzenalk te vinden. De ruim 125 Nederlandse strandvondsten vertegenwoordigen circa 33.000 zoekuren. De verdienste van meer dan 30 citizen scientists die hun vondsten belangeloos aan onderzoekers beschikbaar stelden. Soms doneerden ze zelfs hun vondsten aan het Natuurhistorisch Museum Rotterdam, zodat ze ook voor toekomstige onderzoekers beschikbaar zijn. Zonder de fossielenverzamelaars op de stranden hadden we nooit het huidige beeld gehad van de reuzenalk in de zuidelijke Noordzee.
Citizen science is goud waard
De citizen scientists redden op de opgespoten stranden ons gezamenlijk paleontologisch erfgoed. Die samenwerking tussen onderzoekers en fossielenverzamelaars is cruciaal en levert beide partijen iets op: de onderzoeker heeft (meer) materiaal om te bestuderen en de verzamelaar krijgt fatsoenlijke determinaties en meer informatie over de vondsten. Juist doordat in Nederland – in tegenstelling tot in veel andere landen – het verzamelen van fossielen niet bij wet aan banden is gelegd, is daar in de afgelopen decennia een grote en levendige gemeenschap van fossielenverzamelaars ontstaan. Die gemeenschap stelt fossielen veilig, deelt hun kennis met elkaar en gaat zelf soms onderzoeken en publiceren. Deze citizen scientists zijn verenigd in bijvoorbeeld de Werkgroep Pleistocene Zoogdieren of de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie.
Zonder citizen scientists zouden de stellingen in museumdepots leeg blijven. Veel fossielenverzamelaars doneren hun collectie immers aan een museum. Ook zou onze kennis van de Nederlandse paleontologie veel beperkter zijn. Het reuzenalkonderzoek vormt slechts een voorbeeld. Andere zijn de vondst in de Noordzee van een kaak van een sabeltandkat, door vissers opgevist, aan het Natuurhistorisch Museum Rotterdam geschonken en daarna door onderzoekers van dat museum onderzocht en gepubliceerd. Of het unieke kaakfragment van een makaak, op het strand van Maasvlakte 2 opgeraapt en geschonken aan het museum: een van de noordelijkste vondsten van een fossiele aap. De lijst is eindeloos. Zonder privéverzamelaars zouden al deze fossielen simpelweg nooit gevonden zijn. Sterker nog, dan zouden ze waarschijnlijk onontdekt kapot verweerd zijn. Voor altijd verloren voor de wetenschap! Die fijne samenwerking in paleontologisch Nederland is echt goud waard en moeten we koesteren.
Lees meer
- New finds, sites and radiocarbon dates of skeletal remains of the Great Auk Pinguinus impennis from The Netherlands. Langeveld (2020) | VLIZ-bib
- Vondsten van de reuzenalk Pinguinus impennis (Linnaeus, 1758) (Aves) uit het Eurogeulgebied. Langeveld (2015) | VLIZ-bib
- Reuzenalk bezocht ook Nederland. Cadée (2016) | VLIZ-bib
- The Great Auk. Fuller (1999) | VLIZ-bib