Na jarenlang onderzoek is de laatste ongeïdentificeerde Duitse U-boot uit de Eerste Wereldoorlog in Belgische wateren geïdentificeerd als UB-57. Deze onderzeeër, bekend om zijn succesvolle aanvallen onder commandanten Otto Steinbrinck en Johannes Lohs, zonk in augustus 1918. Ontvanger van cultureel erfgoed onder water, Carl Decaluwé, en maritiem archeoloog en historicus Dr. Tomas Termote, stelden de vondst op 14 april voor in de InnovOcean Campus van het VLIZ.
De Belgische kust en Wereldoorlog I
Het Belgische deel van de Noordzee is rijk aan maritiem erfgoed. Honderden wrakken, daterend uit alle tijdsperiodes, liggen op en onder de zeebodem. Vooral de oorlogen van de 20e eeuw hebben hieraan bijgedragen. De ligging van Oostende en Zeebrugge was cruciaal in de strijd van Duitsland tegen Groot-Brittannië. Duitsland zetten tijdens 4 jaar bezetting tientallen U-boten in tegen geallieerd scheepvaartverkeer. De muur van Zeebrugge was ook het meest oostelijke punt van het Westelijk Front op land. Duitsland bouwde onze kust uit tot een ware vesting van kustbatterijen, loopgraven, geschut en 20.000 marine troepen om deze havens te beschermen. Op dit fel bevochten stukje kust lagen ’s werelds eerste onderzeeboothavens.
Meer dan een eeuw later vormen 11 wrakken van Duitse onderzeeboten uit de Eerste Wereldoorlog het bewijs van deze strijd. In de laatste 40 jaar is er bijna onophoudelijk onderzoek uitgevoerd om al deze wrakken in detail te onderzoeken, bestuderen, documenteren en identificeren. Eén van de meest spectaculaire vondsten was die van de UB-29, vermist in het Kanaalgebied, maar teruggevonden voor de kust van Oostende in 2017. Deze vondst was wereldnieuws.
Er bleef nog één U-boot, gelegen in het meest westelijke deel van ons zeegebied, vlakbij de grens met Frankrijk, ongeïdentificeerd. Na 40 jaar is dat mysterie nu opgehelderd.
Het wrak: een grote UB-III type onderzeeboot
De wrakresten bevinden zich ten westen van de Westhinder bank op een bodemdiepte van 17 m. Multibeam opnames van de site tonen weinig zichtbare resten: een grote toren met periscoopbehuizingen en een openstaand luik, het voetstuk van een 8,8 cm kanon en wat onderdelen van het bovendek. Het wrak betreft één van de grootste duikboten die ooit in de oorlog is ingezet. Een UB-III type onderzeeboot met een lengte van 55 m, een breedte van 6 m en een waterverplaatsing van 650 BRT. Dit type U-boot is relatief laat ontwikkeld in de oorlog en liep pas in 1917 van stapel. Hij was voorzien van een zware bewapening: 5 torpedobuizen en een kanon. Het meest spectaculaire was zijn reikwijdte: 9000 zeemijl met een kruissnelheid van 8 knopen. Dit type kon vanuit Zeebrugge volledig rondom de Britse eilanden, de Baai van Biskaje, de kust van Spanje, de Atlantische Oceaan en zelfs tot aan de Azoren reiken, zonder een haven aan te doen. Een patrouille duurde meestal 3 weken er waren 3 officieren en 31 manschappen aan boord.
Al 30 jaar heerste er onzekerheid om welke UB het zou gaan. De opschriften op de schroeven moesten uitsluitsel brengen. Maar het wrak in kwestie ligt bijna volledig begraven in een zandbank waardoor de schroeven zich diep onder het zand bevinden. Onder leiding van maritiem archeoloog en historicus en met de assistentie van de DEME-group werd voorzichtig zand vrijgemaakt rond de zone van het achterschip. Hierbij kwamen de achterste torpedobuis, de beide assen, de schroeven en de roeren vrij na meer dan een eeuw te zijn begraven. Het was uiteindelijk het opschrift op de stuurboordschroef dat de ware identiteit aan het licht bracht: UB-57.
Doordat de onderzeeboot vrijwel onmiddellijk na zijn ondergang onder het zand is terechtgekomen, is de bewaringstoestand uitzonderlijk. De buitenhuid van de romp en de ballasttanks zijn volledig intact. Vloedgaten en houten stootwanden, assen en asbeschermers zitten nog op hun plaats. Zelfs zink-anodes zijn op de volledige lengte van de kiel en brackets bevestigd. Het ontbreken van verloren vismateriaal zoals sleepnetten, drijfnetten, visdraad, lood of touwen toont aan dat het wrak sinds zijn ondergang begraven is geweest. Tomas Termote: "In mijn 35-jarige duikervaring kan ik zeggen dat we hier één van de best bewaarde onderzeebootwrakken hebben. En dit op wereldvlak."
Het opschrift op de stuurboordschroef maakt de identitieit van de duikboot kenbaar: UB-57
UB-57: een beruchte onderzeeboot
UB-57 liep op 21 juni 1917 van stapel en werd overgebracht naar Vlaanderen waar hij op 20 september aankwam. Het zou een succesvol vaartuig worden onder twee kommandanten: Kapitänleutnant Otto Steinbrinck en Oberleutnant z. S. Johannes Lohs. Steinbrinck kon met UB-57 een totaal van 18 schepen zinken tussen 6 oktober en 29 december 1917. Op 2 januari 1918 nam Lohs het commando over en kon in 6 maanden tijd 28 schepen zinken en 3 beschadigen. De grootste schepen waren de SS War Monarch (7.887 BRT) en de hulpkruiser SS Moldavia (9.500 BRT). SS Moldavia bevond zich op 23 mei in konvooi toen hij ter hoogte van het Owers lichtschip werd getorpedeerd. Aan boord bevonden zich een eenheid van Amerikaanse soldaten, waarvan er 56 verdronken.
Lohs wist van aanpakken en deinsde er niet voor terug om gedurfde aanvallen te plegen. Zo achtervolgde en torpedeerde hij het stoomschip SS Unity aan de Varne, toen hij bijna in de schijnwerpers van de Dover Barrage was gekomen. Hij achtervolgde ook schepen aan de oppervlakte en liet hen stoppen door met geweren te vuren op de brug. Hij trotseerde mijnenvelden door er ’s nachts aan de oppervlakte doorheen te varen. Hij zei: “Er gewoon voor gaan, want de uitkijken op de oppervlakteschepen zijn toch blind”. Voor zijn acties kreeg hij op 24 april 1918 het Pour le mérite (Blauwe Max), Duitslands’ hoogste militaire onderscheiding voor dapperheid.
Op 3 augustus 1918 vertrok UB-57 op zijn laatste patrouille. Om 22u15, op 14 augustus, zond hij een radiosignaal naar basis Brugge om te laten weten dat ze op de terugreis waren en een totaal van 15.000 BRT, 3 schepen, hadden gezonken. Dit laatste levensteken van UB-57 werd geseind in het gebied van de Sandettie bank. Een uur later wilde Brugge dat UB-57 zich nogmaals meldde, maar er werd niets meer ontvangen. Ook van Britse kant kwam geen nieuws over de vernietiging van UB-57. Het werd toen vermoed dat UB-57 slachtoffer geworden was van een nieuw Brits mijnenveld dat aan de Vlaamse kust was gelegd, op 8 mijl ten noorden van Zeebrugge. De levensloze lichamen van Lohs, zijn eerste officier Siegfried Fuchs, en drie andere bemanningsleden spoelden een week later aan te Vlissingen en Zeebrugge.
Deze uitzonderlijke site is niet enkel belangrijk cultureel erfgoed, maar ook de laatste rustplaats van 29 zeelui. De 5 overledenen die in 1918 aanspoelden werden kort na hun ontdekking begraven op de begraafplaatsen van Vlissingen en Brugge. Na de oorlog verhuisden ze naar militaire begraafplaatsen: Lohs naar Ijselstein in Nederland, Fuchs en de drie anderen naar Vladslo in België.
Na de identificatie van het wrak, werd er terug zorgvuldig zand over het wrak verspreid om zo de resten van UB-57 verder te beschermen.
Een potloodtekening van het wrak van de UB-57 zoals die zich op de zeebodem bevindt.
UB57 officieel voorgesteld
Als ontvanger van cultureel erfgoed onder water stelde de gouverneur van West-Vlaanderen en voorzitter van het VLIZ, Carl Decaluwé, de vondst van de laatste onbekende Duitse onderzeeboot op 14 april voor in de InnovOcean Campus van het VLIZ. Dr. Tomas Termote gaf een toelichting bij deze vondst. Dit in de aanwezigheid van de Duitse ambassade, vertegenwoordigers van de DEME Group en de verzamelde pers.