Vijftien jaar na de start van het monitoringsprogramma naar ecologische effecten van de Belgische offshore windparken blijven er nieuwe inzichten opborrelen. Het meest recente WinMon.BE-rapport vat de nieuwste bevindingen samen over op de bodem levende ongewervelde dieren, vissen, bruinvissen en vogels. Deze volgehouden monitoring – waarbij het programma voortdurend bijgestuurd wordt (adaptieve monitoring) – zorgt ervoor dat offshore windparken in de toekomst op de meest milieuvriendelijke manier kunnen worden ontworpen en gebouwd.
Momenteel zijn er acht offshore windparken operationeel in het Belgische deel van de Noordzee, met een totaal geïnstalleerd vermogen van 2,26 Gigawatt en bestaande uit 399 offshore windturbines. Samen beslaan ze een gebied van 238 km² langs de grens met de Nederlandse wateren en produceren ze jaarlijks gemiddeld 8 TWh. Dit is goed voor ongeveer een derde van de bruto elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in België.
Hun impact op het mariene ecosysteem – zowel positief als negatief – wordt al vanaf het begin van de bouw van het eerste windpark in 2008 onderzocht via het WinMon.BE monitoring- en onderzoeksprogramma. In hun nieuwste rapport bespreken de wetenschappers van het Instituut voor Natuurwetenschappen, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, de onderzoeksgroep Mariene Biologie van de Universiteit Gent en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek de nieuwste bevindingen uit 2022, vatten ze enkele trends uit 15 jaar monitoring samen, en geven ze aan waar aanvullend onderzoek en de ontwikkeling van aanvullende mitigatiemaatregelen nodig zijn.
De belangrijkste bevindingen uit het nieuwste rapport:
- Voor het macrobenthos (zijnde de organismen die op de zeebodem leven en met het blote oog zichtbaar zijn) werden rond de windturbines hogere aantallen, een hogere soortenrijkdom en hogere diversiteit aangetroffen. Bovendien werden ook hogere aantallen gedocumenteerd in de geulen tussen de zandbanken waarop de windparken worden gebouwd.
- De offshore windparken blijken te fungeren als een toevluchtsoord voor schol, omdat de directe visserijsterfte lager ligt en de productie (voortplanting) zo waarschijnlijk wordt bevorderd.
- De bruinvis blijkt een voorkeur te hebben voor het westelijk deel van de Belgische Noordzeewateren, maar de verspreiding is ook negatief gecorreleerd met de intensiteit van het scheepsverkeer en met de afstand tot het dichtstbijzijnde offshore windpark.
- De resultaten wijzen op een aantrekkingseffect voor grote mantelmeeuw en aalscholver, en op een ontwijkingseffect voor Jan-van-gent. Het rapport kan niet langer aantonen dat zeekoeten de windparken vermijden. Ook werd er een toenemend aantal alken waargenomen. Het tijdelijk stilleggen van turbines in periodes met veel vogeltrek wordt zou het risico op aanvaring aanzienlijk verminderen.