De meeste golven die we waarnemen bij een bezoek aan de kust zijn windgolven. Ze zijn het resultaat van de wind die het wateroppervlak in beweging brengt, waarna deze golven onder invloed van wind, stroming en getij kustwaarts bewegen. Eens in ondieper water remt de zeebodem de voortbeweging van het water van onderaf. De golf “danst” dan niet langer op het wateroppervlak, maar wordt steiler, hoger en verliest vaart. Wanneer de bovenliggende waterlagen de onderste lagen inhalen, maakt de golf een kromming en “breekt”. Gewoonlijk een onschadelijk proces waar watersporters dankbaar gebruik van maken (zie kader).
Tsunami’s zijn geen windgolven. Ze ontstaan op verschillende andere manieren. Aardbevingen liggen aan de basis van het gros (80%) van alle tsunami’s wereldwijd: de zogenaamde “seismische tsunami’s”. De overige 20% kent zijn oorsprong in onderzeese of kustgebonden landverschuivingen, vulkaanuitbarstingen, meteorologische fenomenen, of zijn in zeldzame gevallen het gevolg van inslagen van planetoïden (asteroïden) in de oceaan. Deze mechanismen veroorzaken krachten die zo sterk zijn dat de golven die ontstaan soms volledige oceaanbekkens kunnen bestrijken. Daar waar windgolven kort zijn, hebben tsunami’s een golflengte van 150 tot 1.000 km. Daarom zul je ze in het midden van de oceaan, in diep water niet snel opmerken. Je kan nietsvermoedend liggen zonnen, genietend van een cocktail op het dek van een luxe cruiseschip, terwijl onder jou een kanjer van een golf passeert. Een golf met de snelheid van een jet, of wel 800 km/u. Eens dichter bij de kust verandert de tsunami haar gelaat. De monstergolf verliest, net als windgolven, haar snelheid in ondiep water en zwelt aan. Dit ‘shoaling effect’ en de gigantische energie leidt tot een verwoestend hoge golf met vaak desastreuze gevolgen voor kustregio's.