Informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee

De Grote Rede

over kust en zee

#58 November 2023




Edito

Voortschrijdend inzicht. Zo noemt men de opbouw van kennis door wetenschap en technologie, die tot nieuwe denk- en doepistes leidt. Het begrip kennen we meer dan ooit sinds de coronacrisis. Ook toen zorgde voortschrijdend inzicht met de regelmaat van de klok voor extra maatregelen en/of behandelingsmethoden. Maar ook rond de wereldwijde verontreiniging met plastic, groot en klein, is heel wat nieuwe kennis beschikbaar. En elke dag verschijnen een resem nieuwe wetenschappelijke studies die ons inzicht aanscherpen of zelfs omgooien.

Zo was er recent een opvallende publicatie in het toptijdschrift Nature Ecology & Evolution van de hand van een Duits onderzoekster, Gloria Fackelmann, en haar collega’s. De studie (“Current levels of microplastic pollution impact wild seabird gut microbiome”) onderzocht de hoeveelheid microplastics in het spijsverteringsstelsel van twee zeevogels, de Noordse stormvogel en de Kuhls pijlstormvogel, en legde het verband met hun darmflora. En wat bleek? De samenstelling aan noodzakelijke bacteriën (het ‘microbioom’) in het darmstelsel van deze vogels is gekoppeld aan de hoeveelheid daar aanwezige microplastics. Hoe meer microplastics, hoe meer ziekteverwekkende, antibioticaresistente en plastic-degraderende microben tussen slokdarm en cloaca. En des te minder neutrale of “goeie” microben, die helpen bij de vertering. Hoewel deze studie niet bij mensen is gebeurd, is de kans bestaande dat ook onze darmflora dit soort negatieve effecten van de alomtegenwoordige vervuiling met microplastics ondervindt. Een studie die verdere munitie geeft aan het vermoeden dat onze plasticverslaving gevolgen kan hebben voor onze gezondheid…. Voortschrijdend inzicht.

En uiteraard willen ook wij, met de voorliggende Grote Rede, bijdragen aan voortschrijdend ‘zee-inzicht’. Wat gedacht van de bijdrage van VLIZ-collega Steven Dauwe over mogelijk gevaarlijke golven in de Noordzee? Of van het onderbouwde verhaal, van de hand van Gert Coone van het Oceanografisch Meteorologisch Station (OMS), dat aantoont hoe en waarom onze westkust net iets minder regen vangt dan de oostkust? Maar er is meer. Ook de recent gestrande lederschildpad, de tot ‘Vis van het Jaar’ verkozen Schartong, inktvissen in velerlei vormen, etc. komen aan bod. En wie mee wil genieten van de avonturen van wetenschappers op het (nu nog) ijzige Groenland, zijn er de getuigenissen van Wieter Boone en collega’s.

Zoek dus een rustige plek, ga zitten en vergeet even de kommer en kwel, en dompel je onder in heel wat Grote Rede leesplezier!

Kustkiekje

Welke soort kwal is hier aangespoeld op het strand?

Antwoorden kan op kustkiekjes@vliz.be met als onderwerp ‘Grote Rede nr. 58’. Uit alle juiste inzendingen wordt een winnaar geloot, die een boekenprijs wint.

Tsunami's en monstergolven – een ongekende dreiging in de Noordzee?

‘De grote golf van Kanagawa’ van de Japanse kunstenaar Hokusai (1830), ‘De Golf’ van schilder Courbet (1869), de thriller ‘The Perfect Storm’ (2000) en de actiefilm ‘Poseidon’ (2006). Het zijn maar enkele voorbeelden waarbij vernieling zaaiende monstergolven een bron van inspiratie zijn voor kunst- en filmmakers. Deze tot de verbeelding sprekende monsters van de zee tonen de ultieme en catastrofale kracht van de oceaan. Jammer genoeg wordt verbeelding soms realiteit. Zo liggen de herinneringen aan de tsunami die op tweede kerstdag 2004 vele mensenlevens eiste van Indonesië tot Somalië, en aan de tsunami van 2011 die de oostkust van Japan trof en leidde tot de kernramp van Fukushima, nog vers in het geheugen. Kunnen dergelijke golven ook bij ons voorkomen? En zo ja… zijn we hierop voorbereid? Kom hieronder alles te weten over de tsunami’s en monstergolven van de Noordzee!

Hoe vormt zich een tsunami?

Tijdig waarschuwen

Tsunami's op de Noordzee?!

Hoe groot is de kans op een gevaarlijke tsunami bij ons?

Kan het? Jawel! Historisch onderzoek toont dat er reeds verwoestende tsunami’s hebben plaatsgevonden in Europese zeeën en kustgebieden, waaronder onze Noordzee. Enkele destructieve voorbeelden zijn de tsunami’s na de Minoïsche uitbarsting op Santorini in de 17de eeuw v. Chr., de Storrega landverschuivingen voor de Noorse kust (6225–6170 v. Chr.), de aardbeving op Kreta in 365 n.Chr., de Grote Aardbeving van Lissabon (1755) en de Messina-Reggio Calabria aardbeving (waarbij een onderzeese landafglijding de tsunami versterkte) in 1908.

In België zijn er de voorbije tweeënhalve eeuw amper twee tsunami-gerelateerde events geweest die een gemeten verhoging van de waterstand met meer dan één meter veroorzaakten: de eerste in 1767 (+1,5m Oostende) en een tweede in 1858 (+1,25m België/Nederland). Slechts twee voorvallen dus en met weinig impact. Hoe komt dit nu? In 2005 maakten onderzoekers van het Waterbouwkundig Laboratorium de eerste tsunami-risico analyse voor de Belgische kust. Ze concludeerden dat de kans op gevaarlijke tsunami’s in de Belgische Noordzee zeer klein is. Een verklaring hiervoor is de beschutte ligging van onze Noordzeekust. In het zuidwesten afgeschermd van de Atlantische Oceaan door het Kanaal. En noordwaarts een lange (ca 1.000 km), brede ondiepe zee. Die remmen in belangrijke mate de golfenergie van tsunami’s nog voor ze onze kust bereiken. Zelfs bij een tsunami die ter hoogte van de 200 m dieptelijn in de Noordelijke Noordzee, met een golfhoogte van 10 meter binnenkomt. Berekend is dat die zou resulteren in een verhoogde waterstand van amper 2m. Deze beschutte geografische ligging heeft daarnaast nog andere, geruststellende troeven. Zo is onze regio weinig gevoelig voor tsunami’s die ontstaan door aardbevingen, vulkanisme en landverschuivingen en is de kans op de inslag van een groot hemellichaam sowieso bijzonder klein. Seismische tsunami’s die een toename van de waterstand met meer dan een halve meter teweegbrengen, komen slechts om de 2.500 tot 100.000 jaar voor. De kans op grotere tsunami’s is nog vele malen kleiner.

Kleinere ‘meteo-tsunami’s’ niet ongewoon

Zijn er dan geen gevaarlijke golven op onze Noordzee?

Toch maar op twee oren slapen

De kans dat een tsunami je frisse (na)zomerduik of vroege herfstwandeling onderbreekt aan de Belgische kust is wel bijzonder klein. En zeker geen excuus om veilig voor het scherm te blijven hangen. Heb je echter zeemansbenen en ambieer je een carrière op het water, maar houden rogue waves je ’s nachts wakker? Ook dan loop je waarschijnlijk meer risico als je ’s ochtends met je elektrische step om croissants of warme pistolets gaat. Vind je het toch allemaal te spannend? Dan kan je natuurlijk altijd in het Rijksmuseum van Amsterdam in alle veiligheid een afdruk van “The Great Wave” van Kanagawa gaan bekijken.

 

*Dit artikel velt geen waardeoordeel over de huidige Vlaamse kustbeschermingsmaatregelen (Masterplan Kustveiligheid, Kustvisie, Sigmaplan, zie ook Verwaest et al. 2022).
**Wil je meer te weten komen over tsunami’s en monstergolven op onze Noordzee? Lees dan zeker de VLIZ beleidsinformerende nota: “Het voorkomen van tsunami’s, rogue waves en infragravitaire golven in de zuidelijke Noordzee – Een wetenschappelijke synthese”. Voor vragen over deze nota: beleid@vliz.be

Bronnen:
• Een overzicht van de wereldwijd gedocumenteerde historische tsunami’s is terug te vinden in de National Geophysical Data Center (NOAA) / World Data Service Global Historical Tsunami Database: https://www.ngdc.noaa.gov/hazard/tsu_db.shtml
• Behrens, Jörn et al. (2021). Probabilistic tsunami hazard and risk analysis: A review of research gaps.
• Christou, M.; Ewans, K. (2014). Field measurements of rogue water waves. J. Phys. Oceanogr. 44(9): 2317-2335.
• Teutsch, I.; Weisse, R.; Moeller, J.; Krueger, O. (2020). A statistical analysis of rogue waves in the southern North Sea. Nat. Hazards Earth Syst. Sci. 20(10): 2665-2680.
• Thompson, J.; Renzi, E.; Sibley, A.M.; Tappin, D.R. (2020). UK meteotsunamis: A revision and update on events and their frequency. Weather 75(9): 281-287
• Verleye, T.J.; Dauwe, S.; Pepi, Y.; Hernandez, F.; Everaert, G.; Troch, P.; Monbaliu, J.; Pirlet, H. (2022). Het voorkomen van tsunami’s, rogue waves en infragravitaire golven in de zuidelijke Noordzee - Een wetenschappelijke synthese. VLIZ Beleidsinformerende Nota's, 2022_003. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ): Oostende. 30 pp.
• Willems, M.; Schramkowski, G.; De Mulder, T.; Mostaert, F. (2005). Risico-inschatting voor een tsunami aan de Belgische kust: advies. WL Rapporten, 765/12. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. i, 18 + bijl. pp.

Tentakel spektakel in zee

Inktvissen spreken al eeuwen tot de verbeelding. En ze verschijnen regelmatig op ons bord. Ze zijn rijk aan voedingsstoffen en een bron van eiwitten. Zo’n 6.000 jaar geleden aten onze voorouders al inktvissen in het mediterrane gebied. Ook in Japan en Portugal stonden deze veelarmige wezens al op het menu. Nu eten we ze over de hele wereld in verschillende vormen en cuisines. De meest bekende is ongetwijfeld de Calamari, afkomstig uit Italië. In de voorbije duizenden jaren zijn we de visserij op inktvis sterk gaan specialiseren. We lokken ze niet langer met vuur of vangen ze met houten prikstokken aan de kust. Vandaag vissen we ze met gespecialiseerde LED-lampen en automatische vislijnen op grote diepte en ver in zee. In dit artikel staan we stil bij wat inktvissen zijn en wat hen zo speciaal maakt, om vervolgens een kijkje te nemen achter de schermen van de huidige visserij.

Over monsters en kraken

Wat zijn inktvissen?

Waar komen inktvissen voor?

Wat maakt hen zo speciaal?

Momenteel zijn er 800 soorten inktvissen gekend. Dat aantal zal vermoedelijk nog toenemen door ontdekkingen op grote diepte. Teruggrijpend naar de ‘boom des levens’, kunnen we de vandaag nog levende inktvissen in vier groepen onderverdelen: (1) de Nautilida, met de negen soorten Nautilus, die elk meer dan 90 armen zonder zuignappen bezitten; (2) de Octopoda, waartoe alle octopussen (‘achtarmigen’) behoren; (3) de Sepiida, beter bekend als de zeekatten, met acht armen en twee tentakels; (4) de Theuthida of pijlinktvissen, met acht armen en twee veel langere tentakels.

Complex zenuwstelsel

Inktvissen hebben het meest complexe zenuwstelsel van alle ongewervelden (dieren zonder ruggengraat). Dit uit zich in uiterst intelligent gedrag. Zo kunnen ze bokalen openen of nog complexere problemen oplossen. Er is indirect bewijs dat inktvissen waarschijnlijk dromen als ze slapen. Ze zijn ook heer en meester in het ontsnappen. Er zijn escapades waargenomen waarbij een octopus een ander aquarium induikt om de krabben op te eten alvorens terug te keren naar zijn eigen tank. Paul de Duitse octopus ging nog een stapje verder. Hij voorspelde de uitkomsten van voetbalmatchen door telkens de juiste vlaggetjes te kiezen voor het winnende team. Hij slaagde met grote onderscheiding, en raadde 12 van de 14 wedstrijden!

Goed zicht

Met hun groot brein komt ook een set goed ontwikkelde zintuigen. Vooral hun ogen zijn bijzonder. De meeste inktvissen gebruiken hun uitstekend zicht om op jacht te gaan. Hun voortbeweging berust vooral op het gebruik van een sifon, een tunnelvormig orgaan. Door er met hoge snelheid water door te pompen, kunnen ze heel snelle bewegingen maken.

Mimicry en camouflage

Inktvissen vormen niet enkel voor mensen een lekkere maaltijd. Dat geldt voor heel wat zeedieren. Daarom hebben ze naast zwemmen nog een paar trucjes op hun evolutionaire lijst gezet. Aan de hand van speciale pigmentcellen in de huid (chromatoforen) kunnen ze in een oogwenk van kleur veranderen. Hiermee kunnen ze waarschuwingen uiten (“eet mij niet, ik ben giftig of gevaarlijk”) of zich camoufleren voor mogelijke rovers en prooien. De chromatoforen zetten ze ook in om te communiceren met soortgenoten en om hun flamboyante paringsdans uit te voeren. Ze kunnen zelfs de structuur van hun huid aanpassen om nog meer op rotsten, zeewier of koraal te lijken. Octopussen doen er nog een schepje bovenop. Zij passen hun lichaam aan tot ze op andere dieren lijken. Ze bootsen zelf hun gedragingen na, dit noemen we mimicry. Weinig dieren zijn hiertoe in staat en het vereist de capaciteit om te observeren en de intelligentie om het gedrag na te kunnen bootsen.

Buitenaardse wezens?

Op de Nautilus na hebben alle inktvissen (what’s in a name?) een inktzak. Hiermee spuiten ze zwarte inkt om predatoren te verwarren en zo te ontsnappen aan het gevaar. Daarnaast bezitten ze drie harten, blauw bloed, een uniek oog en maken ze gebruik van voor het dierenrijk “zeldzame” aminozuren. Dit, samen met hun ingenieuze camouflagetechnieken en hoge intelligentie, bracht sommige wetenschappers ertoe de oorsprong van de inktvis in de ruimte te leggen. Deze theorie, ‘panspermie’ genaamd, vertrekt van de hypothese dat hun voorouders, in de vorm van eitjes op een komeet, op de aarde zijn gestort en zich dan verder zouden hebben ontwikkeld. Toch blijft dit hoogst speculatief, en blijft de eerder vertelde historie (met inktvissen ontstaan uit een keverslak voorouder) met gemak de meest ondersteunde en bewezen theorie.

Kortlevend, en van piepklein tot gigantisch

Deze fascinerende wezens zijn over het algemeen niet met een lang leven beschoren. Buiten de Nautilus, die waarschijnlijk meer dan 20 jaar kan worden, sterven alle inktvissen na de paarperiode. De meeste soorten leven dus maar één of twee jaar en groeien in sneltempo. Enkele diepzeesoorten leven langer en worden groter, waarschijnlijk door een lager groeitempo. De kleinste inktvis is een octopus van maar een centimeter groot en die één gram weegt. Daartegenover staan de diepzee pijlinktvis en de kolossale inktvis. Die laatste ligt vermoedelijk aan de oorsprong van de mythische verhalen over kraken, kan tot 14 meter lang worden en bijna 500 kilogram wegen. Hij wordt op grote diepen bejaagd door de potvis en zijn zuignappen laten littekens achter op de onverschrokken walvissen. Waargenomen littekens van zuignappen van een nog grotere diameter dan die van de kolossale inktvis, doen vermoeden dat er in de diepzee misschien toch nog een kraken schuilt…

Inktvissen en de visserij

Wereldwijd

De vangst bij ons

In een dikke twintig jaar tijd (2000 tot 2022) is de aanvoer van inktvis in België bijna verviervoudigd, van zo’n 600 naar 2255 ton.

Groeiende commerciële vangst

De interesse in commerciële vangst van inktvissen is de laatste jaren in België toegenomen. In een dikke twintig jaar tijd (2000 tot 2022) is de aanvoer van inktvis bijna verviervoudigd, van zo’n 600 naar 2255 ton. Vooral de grotere aantallen die hier voorkomen stuwt deze trend. Om deze nieuwe doelsoort zo efficiënt mogelijk te vangen, ontwikkelt het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) nieuwe methodes en doet het onderzoek naar verbeterde, meer efficiënte visserijtechnieken. Twee pistes staan op dit moment centraal. Een waarbij licht wordt toegevoegd aan de bestaande vistechnieken. Een andere die focust op gebruik van potten of fuiken.

Vissen met licht

Bij deze benadering bekijken onderzoekers hoe ze door toevoeging van licht actieve visserijen zoals boomkor, borden en flyshoot visserij, aan grotere vangsten van inktvis kunnen helpen. Tot dusver zijn er nog maar beperkte testresultaten maar de onderzoekers hebben er voorzichtig vertrouwen in. Bij het jiggen wordt immers al veel langer en succesvol gebruik gemaakt van licht. Groen licht kent daarbij het grootste succes, met meer vangst en minder energieverbruik dan bij bv. wit of blauw licht.

Potten

Hoewel bij veel andere landen in gebruik, staat de pottenvisserij bij ons nog maar in de kinderschoenen. De onderzoekers van het ILVO kijken hoe ze hiermee zeekatten zo optimaal mogelijk kunnen vangen. Eerste testen met fluorescerend garen in de potten waren een succes. De vangst van zeekat was tien keer zo groot! Ook daarin speelt groen licht dus een grote rol.

Gunstige factoren en bedreigingen?

Klimaat en hard substraat

Waarom schakelen er steeds meer vissers over op inktvis en waarom landen onze vissers er de laatste jaren zoveel aan? Daar zijn vermoedelijk twee hoofdredenen voor. De eerste betreft de klimaatverandering en opwarming van de Noordzee. Hierdoor kunnen soorten die hier niet of nauwelijks voorkwamen verder oprukken. Inktvissen en zeker zeekatten profiteren hier volop van. Het warme water in de zomer leidt tevens al enkele jaren op rij tot een goede rekrutering van jonge zeekatjes. Inktvissen breiden ook steeds verder noordwaarts uit, net als de kabeljauw. Deze predator van inktvissen is overbevist in onze wateren en is dus zo goed als niet meer aanwezig om de inktvissen te bejagen.

Een tweede mogelijke hoofdreden is dat er veel meer vast substraat in zee te vinden is. De zogenaamde “scour” rond windmolens op zee, eigenlijk een hoop stenen rond de paal om deze te beschermen, zouden ideale gronden zijn waar zeekatten en andere inktvissen hun eitjes op kunnen afzetten.

Verzuring

Nu dit klinkt allemaal wel goed, maar er zijn ook enkele bedenkingen. De zeeën verzuren steeds meer, en dit werkt via een chemisch proces in op de schelpvorming van alle dieren met schelpen, zo ook de zeekat. Er is bewijs dat de inwendige schelp minder goed functioneert als de zee verzuurt, wat het drijfvermogen aantast en dus ook de voortbeweging en overleving.

Geen quota

Een groot probleem is dat er weinig tot geen reglementering is omtrent de vangst van inktvis. Hierdoor wordt er, zonder te kijken naar de gevolgen voor de populaties, in steeds grotere getale, inktvis uit de oceaan gehaald. Aangezien de meeste inktvissen eenjarig zijn sterven ze na de eierafzet. Dat wil zeggen dat er geen overlap is tussen de generaties. Als er dan een slecht jaar is voor de jongen, kan de toegenomen visserijdruk de populatie verder doen verzwakken, met economische gevolgen voor de vissers. Dit kan leiden tot instortingen van soorten en veranderingen in het ecosysteem. Hun korte generatietijd betekent anderzijds weer dat ze zich mogelijk ook snel kunnen herstellen. Mits de juiste reglementering en visserijtechnieken kunnen we zo’n scenario’s voorkomen. Wat de toekomst ook brengt, deze fascinerende dieren zullen nog lang in mythische verhalen voorkomen, en hopelijk ook in de zeeën en op ons bord!

Uit het leven van een Groenland onderzoeker

Werken in het noordpoolgebied heeft zijn uitdagingen. Zeker ook voor onderzoekers, die in een beperkte tijd zoveel mogelijk accurate data en informatie willen inzamelen. De weersomstandigheden zijn er vaak onvoorspelbaar, hulp mijlenver, ijsberen liggen steevast op de loer en de logistiek laat het nog wel eens afweten. Toch is het net dit wat het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) al meerdere jaren doet. Met overgave, en om de impact van klimaatwijziging beter te begrijpen. Wil je enigszins ervaren hoe het leven van een vorser aan de Noordpool verloopt, lees dan zeker verder! Onderweg leer je ook bij over eerdere expedities en over de soms complexe vraagstelling waar de onderzoekers een antwoord op proberen te vinden.

Kanarie in de koolmijn

Werken in grootste nationaal park ter wereld

Sporen van de eerste Europese expedities

Op campagne in NO-Groenland

Veldwerk op Groenland, van dag tot dag...

Via berichten van het team, verstuurd naar hun collega’s tijdens hun campagnes in NO-Groenland, nemen we je mee naar zowel de schoonheid, als de uitdagingen van veldwerk in het noordpoolgebied.

Email 1

Email 2

“Bij veldwerk in Noordoost-Groeland komt een bepaalde stress kijken die je in een paar uur door veel emoties leidt.”

Email 3

“Met de ADCP klaar om aan te sluiten om zo de gegevens te downloaden op de tafel van het lab, pauzeerde ik en ging ik koffie halen. Misschien wel mijn laatste in goed humeur en zonder hoofdpijn. Nadat ik Marcin, een teamlid van het GIOS-project, had uitgelegd in wat voor onzekerheid ik me bevond, vertelde hij me over een filmscène, in de film ‘Into The Ice’, een film over hun werk als glaciologen op de ijskap, waar ze een netwerk van weerstations onderhouden of ijsboringen doen (ik heb de film nog niet gezien). In de scène ervaart een wetenschapper hetzelfde als ik, maar hij heeft een beter ritueel dan koffie drinken met een kunstmatige glimlach. Hij speelt blijkbaar eerst luid een ABBA-nummer door zijn luidsprekers als motivatie en laat een traan terwijl hij een jaar aan gegevens downloadt van een van hun weerstations. Zo eert hij dit wetenschappelijk heilige moment ten volle.”

“Ik sloeg de traan over, maar speelde wel wat instrumentele muziek van de band Kokoroko voordat ik verbinding maakte en de ADCP-data downloadde. Ik was net begonnen toen Geoffrey zich bij me voegde en mijn moment van interne stress opvrolijkte met woorden, heel veel woorden. Ik kon er niet één horen, want ik keek alleen maar naar de percentages die omhoog gingen terwijl de bestanden werden gedownload en de harde schijf vulde.”

“We hebben alle gegevens van de ADCP. Zo blij dat we terug konden komen met een “zware” harde schijf met meer dan een jaar ijsmetingen van stromingen, golven, ijsdikte en ijsdrift. We konden geen verbinding maken met de CTD en het ziet ernaar uit dat deze is volgelopen met water via een lek door corrosie in een connector of sensor. Omdat we van plan waren om een nieuwe, maar precies dezelfde sensorcombinatie in te zetten hebben we ons plan omgegooid. Corrosie is duidelijk een probleem in deze serie van instrumenten, en daarom konden we het niet riskeren om exact dezelfde type sensor in te zetten. We schakelden over op een ander type CTD. Verandering van sensoren betekent meer werk. Solderen en gieten van nieuwe onderwaterkabels, nieuwe scripts, nieuwe bestandsformaten, enz. Gelukkig waren we voorbereid en werkte ons team heel complementair, en dat is altijd fijn. Uiteindelijk is de deadline gehaald en werden de problemen opgelost waarmee we werden geconfronteerd. Het meetsysteem zal hopelijk de komende twee jaar met veel plezier gegevens verzamelen en doorsturen. In ruil daarvoor zal ik wat ABBA spelen en misschien een traantje wegpinken in 2024.”

 

Wat doet lederschildpad in Noordzee?

Zaterdagochtend 7 oktober 2023: een grote dode zeeschildpad op het strand voor het Zwin. Er klinkt verbazing in de stem van de melder. Zo’n grote zeeschildpad kan alleen maar een lederschildpad zijn. Een vrouwtje van 247 kg, zo blijkt.

De kwallen achterna

De lederschildpad: buitenbeentje onder de reptielen

Noordzee ver van ideaal...

Hoewel ze er perfect kunnen overleven, is de Noordzee toch niet ideaal voor deze grote dieren. Terwijl ze hun voedsel - de kwallen - volgen, komen lederschildpadden soms in de drukbevaren Noordzee terecht, net als het onfortuinlijke dier. De kans op aanvaringen is er groot. De meeste waarnemingen in onze wateren zijn dan ook dieren die omgekomen zijn door botsingen met schepen of in stukken gesneden zijn door scheepsschroeven. Dat was het geval met een dier dat in september 1998 voor onze kust belandde: vissers vonden een helft in hun netten en enkele dagen later spoelde de andere helft aan op het strand van Wenduine.

Het recent gestrand dier vertoonde op het eerste gezicht geen uitwendige verwondingen. Uit de autopsie bleek dat het talrijke inwendige bloedingen had. Mogelijk was dit het gevolg van een val uit een visnet, op het dek van een vissersvaartuig, of toch een botsing, dat zullen we nooit met zekerheid weten.

Lederschildpadden sterven ook omdat ze drijvend plastic aanzien voor kwallen. In de maag van het gestrande dier zat slechts een klein stukje plastic, maar vooral veel kwallen. Het dier verkeerde dus in prima gezondheid toen het stierf. Overigens gaat het niet zo goed met de soort. De lederschildpad is door de Internationale Unie voor het Behoud van de Natuur (IUCN) bestempeld als ‘kwetsbaar’. Talloze bedreigingen, zoals vernietiging van habitats, vervuiling, bijvangst van de visserij en klimaatverandering spelen hier een rol in.

De lederschildpad is een fascinerende soort met unieke aanpassingen, wat hun behoud des te belangrijker maakt. Helaas is de Noordzee, die steeds drukker en voller wordt, niet bepaald een geschikte plek voor deze schildpadden. Als lederschildpad kun je maar beter wegblijven uit de Noordzee.

Schartong, vis van het jaar 2023 – een duurzame keuze

Verwarrend die namen, niet? Schartong is geen tong, schar of tongschar. De soort is zelf eerder verwant met tarbot en griet! Hoewel ze diepere wateren verkiest, landen onze vissers schartong aan. En met de duurzaamheid van deze visserij blijkt het best mee te vallen.

Schartong is geen tongschar, schar of tong

Bodemvis met gezonde bestanden

De schartong leeft in de noordoostelijke Atlantische Oceaan, van de Noorse wateren tot aan de Canarische Eilanden. Zo ook in het westelijke deel van de Middellandse Zee. In de ondiepe centrale en zuidelijke Noordzee is ze afwezig. De soort verkiest immers diepere wateren, tussen 100 en 400 meter diep. Onze Belgische vissers landen deze soort aan, vooral als ze actief zijn in het Engels Kanaal en in de Golf van Biskaje (in 2022: 850 ton). Schartong leeft op en in zandbodems. Om hem op te vissen in deze diepere wateren gebruiken vissers bodemsleepnetten en boomkorren. Die hebben weliswaar niet zo een goede reputatie als bodemberoering ter sprake komt. Maar laat dit nu het enige mindere puntje zijn in de duurzaamheidscore van schartong. De schartongstocks staan er overal heel goed voor en de jaarlijkse aanwas staat in mooi evenwicht met de visserijdruk.

Bij ons niet gekend, elders zeer gewild

Belgische vissers vangen schartong als bijvangst, bij het vissen op tong. Maar als de soort in de netten zit, dan is die wel degelijk gewenst. Op de markt raken ze schartong gemakkelijk kwijt tegen een redelijk goede prijs. Bij ons is schartong niet zo populair als andere platvissoorten. Tenzij misschien als traditiele soort om er droogvis van te maken. De in de volksmond “scheve mullen of schotse schullen” genoemde droogvis behoort tot ons culinair erfgoed. Het vet dat na het drogen uitdrukkelijk doorsmaakt, is bij deze vis zeer smakelijk.

In Frankrijk (cardine franche) en Spanje (gallo del norte) is de soort echt heel erg gegeerd. Hij gaat in zijn geheel op de grill of op de hete plaat (plancha). Je kunt de stevige, witte visfilets ook in de oven of in de pan bakken. Vaak serveren ze schartong in combinatie met sterke smaken. Denk dan aan look, citroenzeste en kappertjes, of gestoofd in een wittewijnsaus met dille en overstrooid met geroosterde amandelen.

Verkies de grotere exemplaren in het goede seizoen

Schartongen zijn geslachtsrijp in hun vierde levensjaar. Mannetjes zijn dan 25cm groot, vrouwtjes 28cm. Nochtans mogen vissers schartongen al vanaf 20cm grootte aanlanden. Besef dat die kleinere schartongen eigenlijk nog ‘pubers’ zijn en nog geen bijdrage hebben kunnen leveren aan een volgende generatie. Laat vanuit duurzaamheidsstandpunt die jonge vissen dus liever nog even ‘hun ding’ doen. Verkies dan ook de wat grotere, volwassen exemplaren. Schartong kan tot 60cm groot worden en tot 16 jaar oud worden.

Schartong paait, afhankelijk van de zone, van maart tot juni. Platvissen zijn over het algemeen niet zo lekker in de periode van voortplanting. Al hun energie gaat dan naar de productie van eitjes en zaad, waardoor het vlees zeer mager is. Je schartong is dan ook op zijn best van september tot februari. Een goed alternatief in de keuken voor de (dure) Noordzeetong. Zeker het uitproberen waard!

 

Vis en zeevruchtengids - schartong: https://www.zeevruchtengids.org/nl/schartong

Onze kust in de schaduw van Engeland

Dat de kust een ander klimaat heeft dan het binnenland, is genoegzaam bekend. Maar ook aan de kust zelf kan het weer grote verschillen vertonen. Zo gebeurt het vaak, vooral in het najaar en de winter, dat Het Zwin de ene na de andere regen- of winterse bui over zich heen krijgt, terwijl het in De Panne diezelfde dag volledig droog en zelfs zonnig blijft. Dat is geen toeval, maar het resultaat van een fenomeen dat typisch is voor onze kust: de bij meteorologen en weeramateurs befaamde ‘schaduw van Engeland’.

Felle buien

Waarom Knokke vijftien regendagen per jaar meer kent dan De Panne

Duurzaamheidsdoelstellingen onze kust SDG9: industrie, innovatie en infrastructuur

De Verenigde Naties stelden in 2015 een nieuwe, mondiale duurzame ontwikkelingsagenda op voor 2030, met daaraan duurzame ontwikkelingsdoelstellingen gekoppeld. Die zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) schetsen ambitieuze doelen. In deze rubriek bespreken we die doelstellingen en subdoelstellingen voor onze kust. Hoe ver staan we tegenover deze doelen, we zoeken het graag samen uit.

SDG 9 - Bouw veerkrachtige infrastructuur, bevorder inclusieve en duurzame industrialisering en stimuleer innovatie

Wat is de situatie vandaag aan onze kust?

Onze kust gefotografeerd door Brugse arts Aimé Leun (1867-1926)

Wat als een arts niet alleen geneeskunde bedrijft, maar ook gefascineerd is door fotografie? En wat als dit alles zich afspeelt eind 19de eeuw in de pioniersjaren van deze techniek, en er onder de beelden enkele interessante kustbeelden zitten?

Het leven van

Zijn werk

Een vergeten klimaatprobleem? De oceaan in ademnood

De grootste zuurstofproducent op onze aarde? Het Amazonewoud, toch? Deels juist al is dat plaatje niet volledig. Geruime tijd weten we dat ook bladgroen houdende organismen in zee heel wat zuurstofgas produceren. Een tweede long als het ware! Een recente studie door de European Marine Board kwam tot een bijzondere vaststelling: niet 50%, maar 86% van het zuurstofgas dat wij inademen, is afkomstig van de oceaan. Dat vraagt wat meer uitleg!

Oude geologische zuurstof

Oceaan verstikt

Het belang van zuurstof voor het leven op aarde behoeft geen verdere uitleg. Wat wél extra aandacht vergt, is de huidige toestand van zuurstof in de oceaan. Sinds halfweg de twintigste eeuw verloor die minimum 2% zuurstof. En de toekomstmodellen ogen weinig rooskleurig. Onderzoekers en modelleurs kondigen een verdere daling in zuurstofgas aan, ter waarde van min 3-4% tegen 2100, met het grootste verlies in het bovenste deel van de waterkolom. De gevolgen kunnen zelfs groter zijn dan die van oceaanverzuring of hittegolven. Zo zijn er directe gevolgen voor mariene ecosystemen (zoals verminderde biodiversiteit, soortenverschuiving, sterfte). Maar ook indirect kunnen lokale gemeenschappen, regionale economieën en toerisme het slachtoffer zijn.

Grote boosdoeners? Steeds weer dezelfde usual suspects: de klimaatverandering en de té grote instroom van voedingsstoffen (overbemesting). Twee verschillende oorzaken met één gemeenschappelijke deler: de mens. Algenbloei na overbemesting vraagt veel zuurstof van het ecosysteem. En ook de klimaatopwarming leidt tot minder zuurstof in de zeeën. Eerste gevolg is eenvoudige fysica. Hoe warmer het water, hoe minder (zuurstof)gas het kan vasthouden. Daarnaast doet de opwarming het metabolisme van veel zeedieren toenemen, wat leidt tot meer zuurstofverbruik. En die hogere nood aan zuurstofgas onttrekt extra zuurstofgas aan de oceaan. Tenslotte doet ook het plankton, via het omwegje van stratificatie of gelaagdheid, het minder goed. Het zit zo. Warmer en zoeter water ligt bovenop koud of zout water. Door een steeds warmer wordende bovenste waterlaag, is menging met andere lagen alsmaar moelijker. Zo is er minder aanvoer van voedingsstoffen uit de diepzee naar de oppervlaktelaag, waar plankton groeit. En minder fytoplankton betekent… jawel minder zuurstofproductie.

Zelf doen

Met dit thema kan je educatief alle kanten op. PlaneetZee biedt een volledige lesmodule aan, gaande van theorie over complexere labo-proeven tot eenvoudige demo’s. Met een Winkler-Alstenberg titratie kan je het zuurstofgehalte in een staal zeewater bepalen. De principes van gelaagdheid vallen dan weer eenvoudig aan te tonen, en dat kan ook thuis! Een warme bovenlaag blijft drijven op een koude waterlaag. Door een glas of fles met warm water (roodgekleurd met voedingskleurstof) bovenop een glas of fles met koud water te zetten kan je dit zichtbaar maken. Maak gebruik van een bierviltje of iets dergelijks om ze precies op elkaar te zetten, en trek het viltje nadien weg.

Een extra dimensie toevoegen? Spelen met zoutgehalte en temperatuur? Wat doen de verschillende lagen?

Twee opties:

Optie 1 - Drijvende ijsblokjes Optie 2 - Ondergedompelde ijsblokjes
Materiaal:
  • Maatbeker met zeewater (of zoutwater: 1 liter water met 7 koffielepels zout of 35 gram)
  • Maatbeker met zoetwater
  • IJsblokjes, gekleurd met voedingskleurstof
Materiaal:
  • Maatbeker met zeewater (of zoutwater: 1 liter water met 7 koffielepels zout of 35 gram)
  • Maatbeker met zoetwater
  • IJsblokjes, gekleurd met voedingskleurstof
  • Twee theehouders
Procedure:
  • Leg gelijktijdig een gekleurd ijsblokje in beide maatbekers.

 

Procedure:
  • Plaats in elke theehouder een gekleurd ijsblokje
  • Dompel de theehouders gelijktijdig onder in beide maatbekers

 

Wat gebeurt er? Wat gebeurt er?  

 

Reisbeurzen over de grenzen heen

Niets dan goed nieuws vanuit de VLIZ ‘De Zee als Goed Doel’ werking! Twee beurzen voor creatieve studenten uit het Zuiden. En de ondersteuning van een expertengroep die polst naar wat de zee met onze gezondheid doet. Dankzij jullie inbreng!

De reisbeurzen

Werkgroep buigt zich over gezondheid zee

‘De Zee als Goed Doel’ wil ook kennisopbouw over alle disciplines heen stimuleren. Daartoe brengt ze in een ‘Ostend Working Group‘ experten uit verschillende onderzoeksdisciplines samen. Die experten diepen vervolgens een interessant thema uit. Deze werkwijze onderscheidt zich door de nadruk die ligt op de inter- of multidisciplinaire benadering. Bovendien laat het toe om zowel mariene als niet-mariene wetenschappers de koppen bij elkaar te doen steken, iets waar ze veelal de kans niet toe krijgen. Hun eindbedenkingen bundelen ze in een wetenschappelijke publicatie.  De Ostend Working Group geeft de wetenschappers de ondersteuning om over muren heen te kijken en samen vanuit een bijzondere invalshoek de kennis over de zee te versterken. De Zee als Goed doel organiseert de bijeenkomsten en staat in voor reis- en verblijfskosten.

In januari 2023 ging de eerste Ostend Working Group van start rond het thema ‘Gezondheid en de zee’ (Ocean and Human Health). Negentien Vlaamse wetenschappers bundelden hun expertise rond de wisselwerking van oceaan en menselijke gezondheid. Na een reflectie van elke expert vanuit de eigen wetenschappelijke discipline kwam de groep tot een nieuw testbaar theoretische kader. Eind 2023 zal dit uitmonden in een publicatie. Het ontwikkelde kader zal wetenschappers in staat stellen om de gezondheidseffecten van de zee op de mens op een betere manier te bestuderen. De nadruk ligt op het ontrafelen van wat de zee met ons doet en hoe elk individu reageert.

 

Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Spiering

De meeste Vlamingen kennen het woord spiering als een synoniem voor het Belgisch-Nederlandse spieringkotelet, een met vetreepjes dooraderd stukje vlees uit de nek van het varken, dat in Nederland halskarbonade wordt genoemd. Hier willen we het evenwel hebben over een visje met de naam spiering, een vrij onbekende inheemse soort, die nochtans al zeer vroeg in de bronnen opduikt. We zochten uit hoe de spiering aan zijn naam is gekomen.

Zalmachtig, ruikend naar komkommer en rivieren optrekkend

Etymologie: een vis als een grashalm

Spiering is een afleiding op -ing, waarmee meerdere visnamen gevormd zijn. Eerder wijdden we in deze rubriek een artikel aan haring, waar ook wijting en bokking summier ter sprake kwamen (DGR 53). Vanuit zijn vermoedelijke Germaanse basisbetekenis ‘behorende tot het in het grondwoord genoemde’ ontwikkelde -ing in het Nederlands een breed spectrum aan toepassingen, waaronder de mogelijkheid om benamingen te vormen voor dingen of wezens die het in het grondwoord genoemde kenmerk bezitten of die een eigenschap gemeen hebben met de zelfstandigheid waar dat grondwoord naar verwijst. Het eerstgenoemde procedé leidde tot afleidingen van een adjectivische basis, zoals wijting uit wit, dat zinspeelt op de kleur van de vis. Uit de tweede strategie ontstonden o.m. haring en bokking, met als grondwoord respectievelijk haar – verwijzend naar de haardunne graten – en bok, vanwege de scherpe geur van een gerookte haring, die de naamgevers deed denken aan de stank van een geitenbok. Ook paling zit in dat groepje, maar het eerste deel daarvan blijft voorlopig onverklaard (zie EWN bij dat woord).

Het eerste deel in spiering moet niet begrepen worden in zijn thans dominerende gebruikswijze als benaming voor het lichaamsweefsel dat bij mens en dier beweging mogelijk maakt. Die geldt wél voor de vleesbenaming, maar in de visnaam zit een etymologisch oorspronkelijkere betekenis van datzelfde woord spier vervat, nl. ‘grashalm’. De Germaanse voorloper van het woord, gereconstrueerd als spīra, betekende ‘spits voorwerp, iets wat in een punt uitloopt’. Daaruit ontsproten in de Germaanse talen benamingen voor verschillende zaken die lang, dun en/of spits zijn van vorm. Naast Nederlands spier ook Middelnederduits spīr ‘halm, aar, staf’; Middelhoogduits en Nieuwhoogduits spier ‘grasspriet, aar’; Fries. spier ‘spriet, halm’;  Oudengels spīr, Engels spire ‘stengel’; Oudnoors spíra ‘buis, dunne boom’ (waaruit Zweeds spira ‘torenspits, scepter, paal’). In zijn Indo-Europese voorgeschiedenis is spier verwant met spijker, ook weer verwijzend naar iets wat dun en puntig is. De spiering is dus naar alle waarschijnlijkheid genoemd naar zijn ranke, magere lichaamsbouw: het grassprietje onder de vissen.

Het EWN wijst er i.v. spiering echter op dat deze voor de hand liggende verklaring niet gesteund wordt door de chronologie van historische vindplaatsen van spier en spiering. De visbenaming wordt al eind 12e eeuw aangetroffen, terwijl het veronderstelde grondwoord daarvan – in welke betekenis dan ook – pas twee eeuwen later zijn intrede doet in de bronnen. Een in het Latijn geschreven Gentse oorkonde uit 1199 spreekt van nauis uel currus ferens spiring ‘een boot of een wagen die spiering transporteert’ (ONW i.v. spierink)]. Het afzonderlijke spier duikt pas op in een tekst uit de periode 1400-1450: [zij] en hadden niet bi hem een spier ‘[ze] hadden niets (nog geen grassprietje) bij zich’. De late vermelding van spier in de historische overlevering vormt o.i. echter geen sterk argument om de veronderstelde opeenvolging van dat woord en de gelede vorm spiering op de helling te zetten. Een en ander kan best toeval zijn, door de schaarste aan middeleeuwse bronnen. Altijd moeten we voor ogen houden dat de historische woordenboeken op een beperkt aantal teksten gebaseerd zijn. Daardoor vielen tal van woorden tussen de plooien. Bovendien, in de aangehaalde passage uit de 15e eeuw wordt spier gebruikt in een overdrachtelijke zin die zich moeilijk uit iets anders kan hebben ontwikkeld dan de letterlijke betekenis ‘grassprietje’. Het woord betekent hier ‘het kleinste, het geringste, het nietigste’. In combinatie met de ontkennende woordverbinding en … niet betekent het ‘zelfs niet het kleinste, zelfs niet iets zo nietigs als een grassprietje’. In zulke zinswendingen is de verkleinvorm spiertje nog altijd gangbaar in het hedendaagse Nederlands, bv. geen spiertje wind / gras / licht / vermoeidheid / verveling…

Nog andere Nederlandse woorden hebben zich tot “minimaliseerders” ontwikkeld vanuit een oorspronkelijkere toepassing op iets kleins. Sprietje zoals in geen sprietje gras/onkruid/haar enz. gaat terug op spriet als benaming voor een boomscheut of een klein takje. En zier(tje) in uitdrukkingen als geen zier(tje) belangstelling, geen zier om iets geven komt van het letterlijke zier, dat verwijst naar een klein geleedpotig diertje uit de orde der mijten.

Als visnaam is Nederlands spiering in enkele andere talen ontleend. Het Franse éperlan, overgenomen uit de dialectische variant spierling, is al bekend sinds circa 1300. In het Engels heet de spiering smelt, maar het Amerikaans Engels kent daarnaast ook spearing als benaming voor een jonge haring of een ansjovis. Waarschijnlijk, aldus Van der Sijs (2010 i.v. spiering), is die betekenisverschuiving veroorzaakt door de zilverwitte kleur die deze vissen op hun flanken en hun buik gemeen hebben met de spiering.

Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Den Oever

Dit toponiem slaat op een ondiepte aanschurkend tegen het strand van Koksijde. Den Oever is verbonden met de ondieptes van de Trapegeer en de Broersbank, samen een uniek zandbanksysteem. Wat zo bijzonder is aan dit gebied lees je hieronder. En wat de verklaring van de naam Den Oever betreft, hoe voor de hand liggend die ook moge lijken, voorzichtigheid is geboden, zo blijkt.

Merkwaardig landschapselement…

… met een unieke eigenschap!

Het is geen toeval dat de stranden ten oosten van Den Oever, d.i. in de zone Koksijde-Oostduinkerke-Nieuwpoort, tot de breedste standen van onze kust behoren. Want wat blijkt uit doorgedreven metingen van het Waterbouwkundig Laboratorium over de loop van meerdere jaren? Net in dit gebied vindt een uitgesproken natuurlijke voeding met zand vanuit de zee plaats. Dit is toe te schrijven aan de combinatie van sterke parallel met de kust verlopende tijstromingen, golfwerking, en een zandbank die het opgedwarrelde zand als het ware geleidt naar de kust. Berekend is dat de aangroei van strand, vooroever en duin samen in dit gebied 95.000 m3 of 10 mm per jaar bedraagt. Als je weet dat de zeespiegel aan onze kust met ongeveer 3 mm per jaar stijgt, begrijp je dat dit zandtransport van zee naar land de kustbescherming op een natuurlijke wijze ten goede komt. En dat is aardig meegenomen. Op andere plaatsen aan zee is dit niet het geval en dienen de beheerders veel zand – tegen gemiddeld 10 euro per m3 – kunstmatig op te spuiten om de zeespiegelstijging te blijven bijbenen.

Bank aan de walkant of bank met zandrichels?

Den Oever lijkt een jonge naam te zijn. Hij wordt voor het eerst vermeld als De grote Oever in een artikel in het Bijblad van het tijdschrift Biekorf uit 1893, maar dan als naam van een geul “die zes uren diepe in zee ligt”, aldus de zegsman van de auteur, een visser uit Koksijde (Verwaetermeulen 1893, XIV). Dat is dus helemaal iets anders dan de bank die wij voor ogen hebben. Op zeekaarten verschijnt die pas in de 20ste eeuw. Dat lijkt erop te wijzen dat de banknaam niet veel ouder is dan eind 19e eeuw.

De verklaring van het toponiem is minder eenduidig dan je zou denken. Onder Nederlands oever verstaan we de strook grond op de grens van water en land. Is hier deze betekenis in het geding en werd de ondiepte zo genoemd omdat ze, als meest landwaarts gelegen bank in het drieledige complex, aan het strand paalt? Logisch misschien, maar het woord oever wordt tegenwoordig enkel gebruikt m.b.t. rivieren, beken, kanalen en meren. Voor de plaats waar de zee het land raakt, hebben we andere woorden: strand, kust, wal. In het Middelnederlands en tot ongeveer 1600 was oever wel gebruikelijk voor de grond waar de zee aan land komt. Jacob van Maerlant schrijft in zijn natuurencyclopedie Der naturen Bloeme uit 1282 over Vische, die bi overen wanderen (vissen die dicht bij de kust zwemmen); twee middeleeuwse glossaria, resp. uit 1460 en 1483, vertalen oever in het Latijn als litus ‘kust’.  Dat doen ook de woordenboeken van Kiliaan en Plantijn, beide van eind 16e eeuw (MNW i.v. oever-1). Daarna worden de vermeldingen steeds schaarser; de jongste dateren van begin 19e eeuw (WNT i.v. oever). De vraag rijst dan ook of de naam Den Oever niet te jong is om nog de oude betekenis ‘kuststrook’ te kunnen bevatten. Of overleefde die toch in het dialect van de naamgevers, waarschijnlijk vissers van de Westhoek, zonder dat daar duidelijke bewijzen voor zijn? Het is dan toch enigszins bizar dat de ter zake relevantste West-Vlaamse woordenboeken, het Westvlaamsch Idioticon van De Bo, de aflevering over De Zeevisser van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten en het Oostends Woordenboek van Desnerck, er geen gewag van maken.

In het West-Vlaams slaat oever echter ook op verschillende types langgerekte hoogten. Zo kunnen een akkerwal, d.i. een berm ter afscheiding van een akker, en een langgerekte hoogte dwars over een akker of een weiland, ook oever genoemd worden (WVD I, 1, 194 en 38). De Bo verklaart de samenstelling hommelhoever als ‘heuvel of barm aarde waar de hommel in geplant staat en groeit’. En in de dialecten van de Westhoek en Frans-Vlaanderen wordt het woord ook gebruikt voor een mollenrit, een op geringe diepte door een mol gegraven gang, die als een bermpje boven het maaiveld uitsteekt (Moeyaert i.v. oever). Zinspeelt de naam Oever misschien op de smalle zandrichels die bij laagtij bloot komen te liggen op de bank? Ook dat klinkt zinnig, maar waarom heeft het toponiem dan de enkelvoudsvorm? Het gaat immers niet om één ribbel, maar om vele.

Zo te zien is het laatste woord over Den Oever nog niet gezegd!

 

  • De Bo L.L. (1892). Westvlaamsch Idioticon. Gent (facsimile-uitgave, Handzame, 1991) .
  • Desnerck R. (2006). Oostends Woordenboek. Oostende. Vierde uitgave.
  • EWN = Philippa M., Debrabandere F. & Quak A. (2003-2009). Etymologisch woordenboek van het Nederlands, 4 delen. Amsterdam, Amsterdam University Press. Te raadplegen op http://www.etymologiebank.nl/.
  • Houthuys R., Dan S., Montreuil A-L.; Verwaest T.​ (​2023​). ​Kennisontwikkeling en redders adviseren op vlak van zwemmersveiligheid​: ​Voortgangsrapport – Morfologische analyse​. Versie ​0.1​. ​WL Rapporten​, ​23_011_1​. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen.
  • MNW = E. Verwijs & J. Verdam (1885-1929). Middelnederlandsch Woordenboek. ’s Gravenhage. https://gtb.ivdnt.org/.
  • Moeyaert C. e.a. (2005). . Davidsfonds, Leuven.
  • ONW = Oudnederlands woordenboek. Leiden: Instituut voor Nederlandse Lexicologie, 2009. http://gtb.inl.nl/?owner=ONW.
  • Van der Sijs N. (2010). Nederlandse woorden wereldwijd. Den Haag (te raadplegen via EWN)
  • Verwaest T., A. Dujardin, A.-L. Montreuil & K. Trouw (2022). Understanding Coastal Resilience of the Belgian West Coast. Water 14 (13): https://doi.org/10.3390/w14132104.
  • Verwaetermeulen A.V.W. (1893). Oordnamen langs de Westvlaamse kust. Biekorf 4 (Bijblad): X-XXVIII”.
  • WNT= Woordenboek der Nederlandse taal. ’s Gravenhage, Leiden, 1863-1998. https://gtb.ivdnt.org/
  • -WVD I, 1 = Woordenboek van de Vlaamse dialecten. Deel I. Landbouwwoordenschat. Aflevering 1: Akkerland en weiland. Gent, Tongeren, 1979.
  • WVD Zeevisser = Roxane Vandenberghe (2000). Woordenboek van de Vlaamse dialecten. Deel II. Niet agrarische vaktalen. Aflevering 7: De Zeevisser. Gent, Tongeren.

In de branding

indebranding_fig.1_kustkiekje_small.jpg

Kustkiekjes (Grote Rede 57)

De vrouwelijke naakten met grote droomogen, ouderwetse treinen en stations, menselijke skeletten. Het zijn geliefkoosde thema’s van de Belgische internationaal vermaarde kunstschilder Paul Delvaux (1897-1994). Net veertig jaar geleden opende rond deze kunstenaar een museum in Sint-Idesbald (Koksijde-Oostduinkerke). Je vindt er een grote verzameling schilderijen, tekeningen, schetsboeken e.a. van deze ‘poëtische realist’. Een bezoekje meer dan waard!

Jan Seys
indebranding_fig.2_de_onbekende_zee.jpg

‘De onbekende zee’, boek over belang van de oceaan voor mens en planeet

Mensen zijn landdieren. We weten intussen meer over het oppervlak van Mars dan over onze eigen diepzee. Zo bevat de oceaan de hoogste bergen op aarde en tal van mysterieuze zeewezens die nog nauwelijks onderzocht zijn. Door dat gebrek aan kennis onderschatten we de cruciale rol van de oceaan voor de planeet en dus ook voor de mens, bijvoorbeeld in de strijd tegen de klimaatverandering.

Daar moet dit boek verandering in brengen. Het is geschreven vanuit de recentste wetenschappelijke inzichten en wil de lezer aan de hand van verhalen onderdompelen in de verborgen pracht en complexe werking van de oceaan. De auteurs, Colin Janssen en Jan Mees, leggen uit hoe de opwarming, verzuring, overbevissing en vervuiling van de oceaan niet alleen de kwetsbare fauna en flora bedreigen, maar ook ons.

Toch is niet alles verloren: technologische revoluties bieden hoop, als we op tijd in actie komen. De onbekende zee reikt oplossingen aan om de problemen het hoofd te bieden, want het is nu of nooit voor de oceaan. We kunnen niet zonder een gezonde oceaan.

“Het boek van de eminente Vlaamse zeewetenschappers Jan Mees en Colin Janssen komt op een uitgelezen moment. Het besef dringt op grote schaal door dat we het roer moeten omgooien, om de oceaan niet onomkeerbaar te beschadigen.” (Dirk Draulans, bioloog en journalist)

Jan Seys
indebranding_fig.3_zwin_landschapspark_small.jpg

Zwinstreek erkend als Vlaams Landschapspark!

De inspanningen van de Provincie West-Vlaanderen, de steden en gemeenten Brugge, Damme, Knokke-Heist, Maldegem, Sint-Laureins, Sluis, en de provincies Oost-Vlaanderen en Zeeland hebben geloond. Een internationale jury erkende dit grensoverschrijdende gebied, waarna de Vlaamse regering de officiële titel van Landschapspark toekende op 13 oktober 2023. Daarmee komst de Zwinstreek in het rijtje te staan van de eerste 5 Landschapsparken en eerste 4 Nationale Parken in Vlaanderen.

De Zwinstreek strekt zich uit van Brugge tot Breskens en van Heist tot IJzendijke. Het gebied is van nature dynamisch, tussen zoet en zout, tussen zee en land(en). Een historische verbondenheid met de zee en het groeiende belang van waterbeheer in tijden van klimaatverandering, maken dit gebied uniek.

Het Landschapspark zal zich richten op vier centrale verhaallijnen: "op de grens van zoet en zout," "het verhalende landschapspark," "grensverleggend voedsellandschap," en "grenzeloos beleven en leven." Concreet betekent dit onder andere het waarborgen van zoetwaterbevoorrading voor mens, landbouw en natuur, het vergroten van de zichtbaarheid van erfgoedsites zoals de Staats-Spaanse linies, het ondersteunen van innovatieve en regionale landbouw, en het creëren van vier onthaalpoorten voor het landschapspark.

Een parkbureau, met rechtspersoonlijkheid, zal deze visie helpen realiseren en de huidige gebiedscoalitie van belanghebbenden doen evolueren naar een interbestuurlijk samenwerkingsverband. Alle besturen, organisaties en verenigingen betrokken bij de kandidatuur zullen via vertegenwoordigers deelnemen aan de formele organen van het parkbureau. Meer info: www.landschapsparkzwinstreek.be.

Tom Vermeersch & Hannelore Maelfait

Colofon

‘De Grote Rede’ is een gratis informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ; www.vliz.be). Dit boeiende tijdschrift wordt samengesteld met de hulp van een zelf schrijvende redactie van maritieme professionals die zetelen ten persoonlijke titel. Noch de redactie, noch het VLIZ zijn verantwoordelijk voor standpunten vertolkt door derden. Overname van artikelen is toegelaten mits bronvermelding.

Interesse?
Gratis abonneren kan via www.vliz.be/groterede/inschrijven of telefonisch.

Verantwoordelijke uitgever

Jan Mees (VLIZ), Jacobsenstraat 1, B-8400 Oostende, België

Coördinatie en eindredactie

Jan Seys, Nancy Fockedey en Bart De Smet (VLIZ), 059/33.60.00, jan.seys@vliz.be

Redactieleden

Gert Coone, Binke D’Haese, Maxime Depoorter, Bart De Smet, Ine Demerre, Nancy Fockedey, Lotte Janssens, Dominique Jauquet, Francis Kerckhof, Thomas Lanssens, Tine Missiaen, Hans Pirlet, Ruth Pirlet, Sam Provoost, Karen Rappé, Frederik Rogiers, Marc Ryckaert, Jan Seys

Zeewoordenteam

Roland Desnerck, Magda Devos, Nancy Fockedey, Jan Seys, Johan Termote, Dries Tys, Carlos Van Cauwenberghe, Fons Verheyde

Met medewerking van

Wieter Boone, Gert Coone, Steven Dauwe, Nele Jacobs, Hannelore Maelfait, Marc Ryckaert, Thomas Verleye, Tom Vermeersch, Jasper Van Vlasselaer

Vormgeving

Bredero Graphics, Melle

Foto’s en grafieken

Academia Press, DNV GL 2009, Duc d’Orleans (1907), European Marine Board, Geoffrey Johnen, Grezio et al. (2017), https://qgreenland.org/, Jan Haelters, Jan Koning, Jeff Kerby, KMI, Marc Ryckaert, POM West-Vlaanderen, Provincie West-Vlaanderen, Sat24.com, Shutterstock, Verwaest et al. (2022), Vilda (Stijn Smits, Rollin Verlinde), VLAM (Heikki Verdurme), VLIZ, Westtoer (David Samyn), Wieter Boone, Wikipedia Commons, www.seafish.org

Drukkerij

Lowyck drukkerij
Gedrukt op maco halfmat 115 g (FSC Mix credit)
in een oplage van 9.500 ex

Algemene informatie

VLIZ vzw
Jacobsenstraat 1, B-8400 Oostende
Tel.: 059 33 60 00
e-mail: info@vliz.be
www.vliz.be
ISSN 1376-926X