Informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee

De Grote Rede

over kust en zee

#60 November 2024




Edito

Wat leeft laat sporen na. Wij, mensen, vormen daar geen uitzondering op. Of beter, blijken kampioenen in het slordig omgaan met onze omgeving. Wat misschien op het eerste gezicht onschuldig lijkt, wordt na grondige evaluatie en wetenschappelijk studiewerk, wel vaker ‘hot news’ en de zoveelste daad van nestbevuiling.

Ja, we hebben het over de PFAS-en van deze wereld. Over plastic. Over CO2. En nog zoveel meer… In een eerste hoofdartikel van deze Grote Rede krijg je een synthese voorgeschoteld van wat PFAS doet met onze kust, en in welke mate we hiervan wakker moeten liggen. PFAS, een groep stoffen waar de meeste mensen voor het débacle met 3M nooit eerder over hadden gehoord. Of wat gezegd van plastic dat al vele decennia in gebruik is en achteloos rondslingert op de meest onverwachte plekken? Toch kreeg ook dit probleem pas echt volle aandacht nadat een eenzame zeiler te midden de Stille Oceaan op een van de later zo genoemde ‘afvaleilanden’ was gebotst. Plots begon iedereen rond zich het plastic probleem te zien, ging men studies allerhande uitvoeren, beleid ontwikkelen, en sensibiliseren...  Hetzelfde geldt voor het klimaatprobleem en de relatie met de uitstoot van CO2. Ook hier verliep het proces van vaststelling, erkenning dat er een verband was, tot besef dat actie nodig was, met horten en stoten. En dan hebben we het nog niet gehad over de meer dan 20.000 zeecontainers die naar schatting jaarlijks wereldwijd overboord slaan en waarvan de gevolgen onbekend zijn. Of over alle in scheepswrakken en op andere plekken achtergebleven oorlogsmunitie op zee.

Het moge duidelijk zijn. Voorkomen is altijd beter dan genezen. In een vroeg stadium aandacht schenken en onderzoeken is slimmer dan wachten tot het probleem breed uitgesmeerd is en vaak nog moeilijk in te dammen.

Maar gelukkig laten we ook veel positieve sporen na. Om maar één te noemen, in de vorm van kennis. Met De Grote Rede zijn we fier dat we jullie al die tijd hebben kunnen verwennen. De Grote Rede bood in de voorbije kwarteeuw niet minder dan 60 nummers, 180 hoofdartikels en honderden kortere bijdragen, 100 ‘Zeewoorden’ verklaard, voor in totaal meer dan 1500 pagina’s leesplezier! Geniet dus van deze publicatie. En laat de Grote Rede een aanlegsteiger zijn op zee, een plek voor bezinning, een bron van “wijsheid”.

Kustkiekje

Welke bekende Oostendenaar ligt begraven naast deze kerk?

Antwoorden kan op kustkiekjes@vliz.be met als onderwerp ‘Grote Rede nr. 60’. Uit alle juiste inzendingen wordt een winnaar geloot, die een boekenprijs wint.

PFAS aan zee, moeten we ons zorgen maken?

In 2020 streden woorden als “covid” en “corona” voor de titel van “woord van het jaar”. In 2021 viel die bedenkelijke eer te beurt aan “PFAS”. Tijdens werkzaamheden aan de Oosterweelverbinding, in de buurt van de 3M-site in Zwijndrecht, werden dat jaar namelijk extreem hoge concentraties van dit toxisch goedje gemeten. Deze ontdekking leidde tot een storm van media-aandacht, politiek vingerwijzen, maar gelukkig ook nieuw wetenschappelijk onderzoek. Vandaag, meer dan drie jaar later weten we al iets meer over deze onzichtbare indringer en loont het de moeite om eens te kijken of PFAS ook in het marien milieu terug te vinden zijn. Komen ze voor aan onze geliefde kust? Blijft een kustbezoek nog wel goed voor onze gezondheid of strooit PFAS roet in het eten? Wordt het in de toekomst beter?

Wat zijn PFAS?

Hoe gevaarlijk zijn deze stoffen?

Waar vind je PFAS?

Eindstation zee?

Een vispannetje of toch maar stoofvlees?

Laten we maar ineens met de deur in huis vallen. Er zitten PFAS in de vis en schaaldieren die we eten. PFAS zijn inmiddels waargenomen in de volledige mariene voedselketen. Van de kleinste algen en plankton, via ongewervelden zoals week- en schaaldieren, tot vissen en toppredatoren als pijlstormvogels, zeehonden, dolfijnen en haaien. Algen, wieren, plankton en de kleinere zeedieren nemen met PFAS vervuild water en sediment op (de bioaccumulatie), waarna de PFAS zich opstapelen naarmate men verder klimt in de voedselketen (de biomagnificatie). Zeezoogdieren en zeevogels vertonen van alle zeedieren gemiddeld gezien de hoogste PFAS-concentraties.

Ook in de Belgische Noordzee zijn er vissoorten en garnalen en krabben gevangen die PFAS bevatten. De concentraties PFAS lagen hierbij doorgaans hoger dichter bij de kust en dichter bij het Schelde-estuarium dan bij individuen gevangen verder op zee. Bij een aantal exemplaren lagen de concentraties hoger dan de toegelaten grenswaarde (9,1 µg/kg.natgewicht). Dit betekent echter niet noodzakelijk dat het onveilig is om vis uit onze Noordzee te eten, of dat visconsumptie per se ongezond is. Mits een gevarieerd dieet is er bijzonder weinig risico op schadelijke PFAS-effecten door de consumptie van vis en zeevruchten. We kunnen dus met een gerust hart blijven genieten van een vispannetje of verse garnaalkroketjes.

Gezonde zeelucht?

PFAS-zandkastelen?

Niet zo proper schuim?

Wat brengt de toekomst?

We zijn dit verhaal begonnen met PFAS de “forever chemicals” te noemen. Is alle hoop dan verloren? Gelukkig niet. Om te beginnen kan je in uiterste nood PFAS-vervuiling op een industriële manier saneren. Maar dit is duur, weinig efficiënt en vergt veel energie. Idealiter doen we het dus anders. Zoals altijd geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Met het Europese “Zero Pollution Action Plan” wil Europa tegen 2050 de milieuvervuiling in het water, de bodem en de lucht zodanig verminderen tot er geen gevaar meer overblijft voor mens en milieu. Voor PFAS betekent dit een verdere uitfasering. Doel is om nog enkel PFAS te gebruiken waar écht nodig en geen milieuvriendelijk alternatief voorhanden is. Om toe te werken naar deze ambitieuze milieudoelstellingen heeft Vlaanderen de Visie Zeer Zorgwekkende Stoffen opgesteld.

Dat dergelijke preventiemaatregelen wel degelijk hun nut hebben, bewijzen monitoringsresultaten uit Zweden. Onderzoekers daar onderzochten gedurende veertig jaar de evolutie van PFAS in het marien milieu (bv. in vis- en vogelsoorten). En wat bleek? Na de invoering van PFAS-beperkende maatregelen stabiliseerden de PFAS-concentraties. Ook in de Schelde lijken de PFOS-concentraties in dalende lijn sinds het stopzetten van de PFAS-productie door 3M in 2015.

In de toekomst is er mogelijks nog een onverwachte bondgenoot. Uit cases in het verleden is gebleken dat, mits voldoende tijd en een continue blootstelling aan een bepaalde verontreinigende stof, micro-organismen ons misschien wel te hulp kunnen schieten. In die gevallen ontwikkelen bacteriën afbraakreacties en ruimen het goedje op. We moeten het nog zien. Tot die tijd blijft een brongerichte aanpak van de problematiek in combinatie met doelgroepgerichte sensibiliseringsacties de meest waardevolle strategie in het aanpakken van de PFAS-vervuiling. En af en toe genieten van een zeebezoekje kan natuurlijk nooit kwaad.

 

  • Dauwe, S.; Devriese, L.; Verleye, T.J.; Pirlet, H. (2024). De aanwezigheid en impact van PFAS in een marien milieu – de Belgische kustzone en het Schelde-estuarium als case study. VLIZ Beleidsinformerende Nota's, 2024_01. Vlaams Instituut voor de Zee: Oostende. 43 pp. https://dx.doi.org/10.48470/72
  • De Brouwere, K.; Gemoets, J.; Jacobs, G.; Voorspoels, S. (2023). PFAS in zeewater en zeeschuim. VITO: Mol. 29 + bijlage pp.
  • Vlaeminck, K.; Briels, N.; Viaene, K.; Vangheluwe, M.; Verdonck, F. (2023).  Oriënterend onderzoek naar verspreiding van PFAS in Vlaanderen: Afvalwater, oppervlaktewater, waterbodem, biota & grondwater. ARCHE Consulting: Gent. 104 pp.
  • PFAS-Verkenner, Vlaamse overheid: www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=pfasverkenner
  • Horizon Europe SOS-ZEROPOL2030 project: https://soszeropol2030.eu/#

Over strandsuppleties, zandkorrels en duinen - het zandbudget van onze kust

Onze kustlijn, met 65 kilometer aan zandstranden, duinen en badplaatsen, is het meest dynamische gebied van het land. Ze biedt niet alleen natuurlijke schoonheid en economische troeven door toerisme, maar fungeert ook als een cruciale barrière tegen de Noordzee. Door de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging en mogelijk frequentere stormen, is het versterken van deze natuurlijke bescherming broodnodig.

Veel mensen denken bij kustveiligheid aan zeedijken, maar zand speelt een nog belangrijkere, vaak onopvallende rol. Het strand- en duinzand vormt de eerste verdedigingslinie tegen de zee en is cruciaal voor het behoud van onze kustlijn. Brede badstranden bieden niet alleen ruimte voor recreatie, ze zijn ook essentieel als bescherming tegen stormen en overstromingen.

Maar hoe werkt dit precies? Hoeveel zand is er nodig om zowel de kust als het hinterland te beschermen? Waar komt dit zand vandaan? Is er voldoende beschikbaar, en hoe kunnen we het op de juiste plek houden? In dit artikel onderzoeken we het concept van een zandbudget voor onze kust, de rol van zeezand in kustbescherming, en hoe zand voortdurend in beweging is. We bekijken ook duurzame oplossingen om zand beter vast te houden.

Het zandbudget: wanneer, waarheen en hoeveel?

Zand, altijd in beweging

Boekhouden met zandkorrels: het belang van het zandbudget

Erosie en sedimentaanvoer niet overal gelijk

Hoewel de totale hoeveelheid zand langs de Belgische kust is toegenomen, blijft het noodzakelijk om extra zand aan te voeren. Dit komt omdat de zeespiegel stijgt, waardoor het strand moet meegroeien om de kustverdediging effectief te houden. Daarnaast zijn er aanzienlijke variaties in erosie en sedimentaanvoer langs de kust. In sommige gebieden, zoals de duinen en het droge strand, is er een jaarlijkse aanwas van ongeveer 2 cm, inclusief menselijke aanvoer, wat groter is dan de huidige zeespiegelstijging (à 3,6 mm/jaar). Ook langs de havendammen van Zeebrugge en Oostende verzamelt zich steeds meer zand, omdat de golven en de getijstroming daar afbuigen. In contrast hiermee zijn er zones, zoals de getijdengeulen evenwijdig aan de kust en het gebied zeewaarts van de havendammen van Oostende, waar erosiesnelheden lokaal oplopen tot 10 cm per jaar.

Over het algemeen vertoont de Westkust een natuurlijke aangroei. Er komt dus meer zand bij dan er erodeert. De Middenkust en de kust ten oosten van Heist daarentegen zijn van nature erosief. Hier vergen heel wat plekken extra zandaanvoer. Deze variaties benadrukken dat een goed beheerd zandbudget cruciaal is, niet alleen voor het behoud van de stranden, maar ook voor het aanpakken van kritieke erosiepunten langs de kust. Het zand blijft immers niet altijd liggen waar de noden het hoogst zijn.

Zandsuppleties

Kustbescherming met zandsuppleties

Zandsuppletie is een van de belangrijkste technieken om de bescherming van de Vlaamse kust tegen de kracht van de zee te blijven garanderen. Met zand uit winningsgebieden dieper in zee creëert men aan de kust een buffer die de energie van de golven absorbeert. Tijdens zware stormen breekt het brede en verhoogde strand de kracht van de golven voordat ze de duinen of zeedijken bereikt. Dit voorkomt overstromingen van het achterliggende land en beschermt infrastructuur, zoals huizen en wegen, tegen schade.

Een goed voorbeeld van de effectiviteit van zandsuppleties is te zien in Oostende, waar de zee tijdens zware stormen soms metershoge golven genereert. Zonder deze zandbuffers zouden de golven gemakkelijk de zeedijken kunnen bereiken en mogelijk zelfs over de dijken slaan, met desastreuze gevolgen voor het achterland. De zandsuppleties absorberen de kracht van de golven, waardoor de impact op de dijken vermindert en de kust beschermd blijft. Het opnieuw aanbrengen van zand is eenvoudiger dan een betonnen glooiing herstellen.

Hoe verloopt een zandsuppletie?

Waarom geen hogere dijken?

In het Masterplan Kustveiligheid is gekozen voor de strategie ‘zacht waar het kan, hard waar het moet’. Dit houdt in dat we de kust primair beschermen met zand en andere 'zachte' maatregelen. Enkel waar het echt noodzakelijk is, zoals bij havens en strandhoofden, gaan ingenieurs over tot het aanleggen of versterken van 'harde' betonnen structuren en dijken. Die zeedijken en kades hebben een lange levensduur maar zijn ook moeilijk aan te passen. Stel je voor hoe je favoriete badplaats eruit zou zien met een zeedijk die drie meter hoger is! Daarnaast zijn de aanlegkosten van harde structuren zeer hoog. Met ‘zachte’ maatregelen, zoals zandsuppleties, kan er flexibeler worden ingegrepen en de kosten beter verspreid. Ook in de toekomst blijft het programma Kustvisie inzetten op kustbescherming door middel van zandsuppleties. Deze methode sluit meer aan bij het natuurlijk functioneren van het kustecosysteem en biedt ook meer kansen voor natuurbehoud.

Zand uit zee voor kustbescherming

De kust is voortdurend in beweging door de inwerking van wind, golven en getijden. Afhankelijk van de omstandigheden is er sprake van erosie (zand verdwijnt) of depositie (zand zet zich af). Wanneer op een locatie erosie overheerst, zal de kustlijn zonder ingrijpen geleidelijk terugtrekken. In het ergste geval zou dat uiteindelijk kunnen leiden tot een doorbraak, met overstromingen en schade aan het achterland tot gevolg. Om dit te voorkomen wordt er zand uit zee aangevoerd.

De oorsprong van het zand

Vasthouden van zand: duinvorming

Hoewel zandsuppleties een van de meest gebruikte technieken zijn om de kust te beschermen, krijgen aanvullende, duurzamere methoden steeds meer aandacht. Zo is het belangrijk het aangevoerde zand zo goed mogelijk vast te houden op de gewenste plaats. Dit kan worden bereikt door natuurlijke duinvorming te stimuleren via de aanplant van helmgras op locaties met zandoverlast, zoals de nieuwe duin-voor-dijk zones in stedelijke gebieden. Deze plant houdt het zand vast en helpt bij de groei van duinen. Duinen die op natuurlijke wijze groeien en fungeren als een effectieve buffer tegen de zee. Duinen hebben als voordeel dat ze zichzelf kunnen herstellen na storm en daarbij het afgeslagen zand opnieuw vastleggen. Hierdoor moet de beheerder niet direct nieuw zand aanvoeren en kan hij de noodzaak van zandsuppleties op de lange termijn verminderen.

Duinvorming met helmgras en/of rijshoutschermen

De duinvoet aan de Belgische kust

De duinvoet, het overgangsgebied tussen strand en duin, speelt een cruciale rol bij de bescherming van de kust. Deze zone is het eerste contactpunt voor afzetting van zand door de wind. De duinvoet is een dynamische zone die voortdurend in beweging is door de invloed van wind en golven. Aan onze kust is de positie van de duinvoet een indicator voor de mate van erosie of aanwas van zand. In gebieden met veel erosie trekt de duinvoet zich landinwaarts terug, wat resulteert in verlies van zand en destabilisatie van de duinen. Anderzijds kunnen zich in een erosief duin gemakkelijker kerven vormen waardoor zand van het strand landinwaarts kan waaien en zo de breedte van het zeewerend duin vergroot. Onder meer in Nederland en Wales lopen verschillende projecten waarbij men kunstmatig tot enkele tientallen meters brede kerven in de zeereep maakt om zandverstuiving landinwaarts net te stimuleren.

In aangroeizones, zoals delen van de westkust, kan de duinvoet spontaan zeewaarts groeien door natuurlijke zandaanvoer. Het hoeft niet gezegd dat dit een positief effect heeft op de bescherming van de kust. We kunnen de natuur ook een handje helpen door stuifschermen of helmgras aan te planten. Hierdoor zal het zandvolume aan de duinvoet ook weer toenemen. De positie van de duinvoet is echter niet statisch. Ze verandert voortdurend door de invloed van natuurlijke processen zoals wind, golven en getijdenstroming. Afhankelijk van de omstandigheden kan de duinvoet zich zowel landinwaarts als zeewaarts verplaatsen, met snelheden tot wel 2 meter per jaar.

Een toekomst met zand: de kust als levende bescherming

Onze kust is een levend systeem, gevormd door de voortdurende interactie tussen wind, zee en zand. Het beheer van dit dynamische evenwicht vraagt om een delicate balans tussen natuur en menselijke ingrepen. Met een goed zandbudget, doordachte zandsuppleties, en het stimuleren van natuurlijke duinvorming, kunnen we onze kustlijn niet alleen behouden, maar ook versterken voor de toekomst. Hier wordt ook op ingezet in de toekomstige kustbeschermingsstrategie Kustvisie. Het is daarbij een collectieve verantwoordelijkheid om de waarde van zand, zowel zichtbaar als onzichtbaar, te erkennen en duurzaam te beheren, zodat de kust ons blijft beschermen en inspireren, generatie na generatie.

Onzichtbaar, onmisbaar: duik mee in de wereld van de eenoogkreeftjes

De oceaan is een fascinerende plek, vol leven in alle vormen en maten. Vaak denken we bij dat leven in de oceaan meteen aan grote charismatische dieren zoals walvissen, haaien, dolfijnen en schildpadden. Maar enkele van de belangrijkste zeebewoners zijn zo klein dat ze amper zichtbaar zijn met het blote oog. De verzameling van kleine zwemmende diertjes noemen we zoöplankton, en het overgrote deel van het zoöplankton bestaat uit eenoogkreeftjes. Kom, en duik mee in de wonderlijke wereld van deze mini-zeediertjes!

Wat is zoöplankton?

Maak kennis met de eenoogkreeftjes

Het leven van een eenoogkreeftje

Klein, maar o zo belangrijk

De meeste eenoogkreeftjes eten ééncellige algen. Dit doen ze door die met hun antennen uit het water te filteren. Hierdoor controleren ze in belangrijke mate de algengroei in de oceaan en in meren. En dat is aardig meegenomen. Overmatige algengroei kan immers leiden tot zuurstoftekort in het water, waardoor vissen en andere dieren sterven. Verder kunnen sommige algensoorten giftige stoffen produceren die schadelijk zijn voor mens en dier. Dat heb je misschien zelf al eens ondervonden wanneer er een zwemverbod geldt in zwemvijvers of ander open water omdat de waterkwaliteit niet goed genoeg is? Vaak is overmatige ziekmakende algengroei hier de oorzaak van. Onder andere eenoogkreeftjes zorgen ervoor dat aquatische ecosystemen in balans blijven, een van de redenen waarom ze onmisbaar zijn.

Ook voor eenoogkreeftjes geldt het motto ‘eten en gegeten worden’. Eenoogkreeftjes zijn de voornaamste voedselbron voor veel vissoorten, op hun beurt gegeten door nog grotere vissen, die uiteindelijk op ons bord terecht komen. Ook sommige walvissen voeden zich gedeeltelijk met eenoogkreeftjes. De kreeftjes vormen in een typisch aquatisch voedselweb de brug tussen algen, die hun energie halen uit de zon, en de (grotere) jagende dieren. Zo hebben die jagende dieren, of secundaire consumenten, specifieke voedingsstoffen nodig die ze zelf niet kunnen aanmaken, maar algen wel. Eenoogkreeftjes vormen dan het doorgeefluik. Ook hierbij zijn ze dus onmisbaar.

Sommige eenoogkreeftjes zijn predatoren en voeden zich met andere eenoogkreeftjes en zoöplankton. Ze eten onder andere larven van vissen die op hun beurt, eens volgroeid, op eenoogkreeftjes jagen. Een merkwaardige situatie waarbij beide diergroepen elkaars aantallen controleren. Er zijn zelfs eenoogkreeftjes die zich voeden met alles wat ze vinden: algen, diertjes, bacteriën, en/of organisch materiaal van dode organismen.

Tegelijkertijd spelen eenoogkreeftjes een belangrijke rol in de koolstofcyclus. Door zich te voeden met algen, halen eenoogkreeftjes indirect CO2 uit de lucht. Algen absorberen immers CO2 tijdens de fotosynthese, en bouwen die om tot koolstof bevattende suikers. Wanneer eenoogkreeftjes die algen eten, verplaatst die koolstof zich naar het lichaam van de kreeftjes. Wanneer die laatste sterven of uitwerpselen afzetten, zinkt die opgeslagen koolstof naar beneden, naar de diepere lagen van de oceaan, waar ze voor lange tijd wordt opgeslagen in de bodem. Op deze manier verdwijnt er dus CO2 uit de atmosfeer. Dit proces is essentieel voor het regelen van de hoeveelheid CO2 in de lucht en speelt een belangrijke rol in de regeling van de klimaatsverandering.

Al deze argumenten samen zorgen ervoor dat het belang van deze kleine eenoogkreeftjes vele malen groter is dan hun grootte doet vermoeden .

Invloed van de klimaatverandering

Eenoogkreeftjes kweken als visvoer, alsnog een uitdaging

Om te voldoen aan de hoge vraag naar voedsel richten we ons steeds vaker op de zee als oplossing. Binnen de aquacultuursector spelen eenoogkreeftjes een belangrijke rol. Dankzij de unieke samenstelling van hun vetten zijn ze, net als in hun natuurlijke omgeving, een uitstekende voedselbron voor kweekvis. Vooral vislarven profiteren enorm van de voedingsstoffen die eenoogkreeftjes bieden.

Het grootste probleem is echter dat deze kleine kreeftachtigen niet altijd gemakkelijk op grote schaal te kweken zijn. Om een rendabele viskwekerij te onderhouden, heb je een stabiele en betrouwbare toevoer van hoogwaardig voedsel nodig. Momenteel is het nog een uitdaging om eenoogkreeftjes op industriële schaal te kweken vanwege hun specifieke voedings- en omgevingsbehoeften. Hierdoor draaien veel viskwekerijen nog steeds op vismeel en visolie, gemaakt van in het wild gevangen vis. Dit is op termijn niet duurzaam, omdat het blijft bijdragen aan de druk op wilde visbestanden.

Een bijkomend probleem is dat de voedingswaarde van gekweekte eenoogkreeftjes kan variëren. De voedingswaarde is afhankelijk van het dieet (voornamelijk algen) en van omgevingsfactoren zoals temperatuur en waterkwaliteit. De samenstelling van vetzuren en andere voedingsstoffen in de kreeftjes kan variëren, wat het lastig maakt om eenoogkreeftjes als een stabiele voedselbron voor de aquacultuur te gebruiken. Gelukkig is er veel onderzoek naar het optimaliseren van de kweek, en brengt de vooruitgang in de wetenschap ons steeds dichter bij een doorbraak. Als het lukt om eenoogkreeftjes succesvol en stabiel te kweken, zou dat niet alleen duurzamer zijn voor de planeet, maar ook potentieel kostenefficiënt. Met slechts een kleine startcultuur van algen, het voornaamste voedsel voor deze kreeftjes, kun je ze onder ideale omstandigheden blijven kweken. De voedzame eenoogkreeftjes zouden vervolgens een stabiele bron van levend voedsel kunnen vormen voor viskwekerijen, en dus de wildvangst van prooivis doen verminderen.

Modelorganisme voor wetenschappelijk onderzoek

Eenoogkreeftjes spelen ook een belangrijke rol bij wetenschappelijk onderzoek, vooral in de milieuwetenschappen en de ecologie. Wetenschappers gebruiken deze kleine diertjes om te begrijpen hoe ecosystemen reageren op veranderingen in de omgeving. Dit kan gaan over veranderingen in temperatuur, vervuiling, of andere invloeden van buitenaf. Zulke invloeden noemen we ook wel "stressoren", factoren die druk uitoefenen op een organisme of ecosysteem, waardoor het moeilijker wordt om te overleven. Door eenoogkreeftjes aan verschillende stressoren bloot te stellen, kunnen onderzoekers vaststellen welke omstandigheden schadelijk zijn voor het onderwaterleven en hoe organismen zich aanpassen aan deze omstandigheden.

Een groot voordeel van het werken met eenoogkreeftjes is dat ze in enorme aantallen wereldwijd voorkomen. Het gebruik van een klein aantal voor onderzoek zal de populatie dan ook niet merkbaar schaden. Wetenschappers kunnen hun studies uitvoeren zonder grote ecologische schade aan te richten. Dit is een belangrijke overweging, omdat veel soorten ingezet bij onderzoek kwetsbaar kunnen zijn.

Daarnaast maken hun korte levenscyclus en transparante lichaam het onderzoekers eenvoudiger om hun ontwikkeling te volgen en sneller resultaten te verkrijgen. Wetenschappers hoeven geen jaren te wachten om te zien welke effecten bepaalde omgevingsfactoren hebben. Terwijl bij langlevende soorten een onderzoeksproject zo lang kan duren dat het doorgegeven moet worden aan de volgende generatie onderzoekers, kunnen experimenten met eenoogkreeftjes snel worden afgerond. Door hun reacties op veranderingen in de omgeving te bestuderen, kunnen we voorspellingen doen over hoe andere organismen en ecosystemen als geheel zullen reageren. Dit maakt hen tot een onmisbaar hulpmiddel in het begrijpen en beschermen van de oceaan.

Om af te sluiten

Het moge duidelijk zijn. Hoewel ze klein en onopvallend zijn, spelen eenoogkreeftjes een sleutelrol in de onderwaterwereld. Ze dragen bij aan het ondersteunen van de vispopulaties die we eten, het reguleren van de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer, het in balans houden van algengroei en nog zo veel meer. Hopelijk heb je genoten van onze duik in hun wereld en heb je een (beter) idee van hoe belangrijk ze zijn. De volgende keer dat je aan de zee bent denk je misschien wel aan die eenoogkreeftjes die overal in het water rondzweven en belangrijke taken vervullen zonder dat ze opgemerkt worden. Veel plezier met je volgende duik!

Daar komen de krabben! En ze zijn met veel.

Grote spinkrabben duiken de laatste jaren op aan onze kust. Dat kan natuurlijk niet onopgemerkt blijven. Verbaasde duikers vertelden me over honderden exemplaren die ze rond wrakken voor de kust zagen samentroepen. De afgelopen jaren zag ik ze ook steeds vaker te koop aan de Vistrap in Oostende. En vorige zomer spoelden er aan op onze stranden. Tijdens een video-opname van de zeebodem in de zomer van 2023 zag ik tientallen exemplaren kruipen over de zeebodem. Het was een indrukwekkend gezicht. En nieuw voor mij.

De krab, bekend als de Grote spinkrab, is een imposante verschijning. Met zijn lange, dunne, behaarde poten en relatief kleine, ronde lichaam, alles met stekels bezet, ziet hij er best vervaarlijk uit, als een buitenaards wezen. Of een grote spin. Daarnaast hebben ze twee schaarpoten die bij de mannetjes sterker ontwikkeld zijn en aanmerkelijk langer kunnen worden dan de looppoten. Grote spinkrabben zijn ook echt groot; bij mannetjes kan het rugschild 22 cm lang worden, terwijl de vrouwtjes iets kleiner blijven.

Meesters in vervellen en camouflage

De Grote spinkrab kan 5 tot 8 jaar oud worden. Zijn leven bestaat ruwweg uit twee fasen: een groeifase en een voortplantingsfase gevolgd door een laatste, terminale vervelling. Om te groeien werpt hij, net als andere krabben, regelmatig zijn pantser af. Na de vervelling zijn ze tijdelijk zacht en kwetsbaar tot hun nieuwe schaal is uitgehard. Veel van de aangespoelde krabben op het strand zijn trouwens vervellingen, geen dode dieren, zoals vaak wordt gedacht!

Direct na hun terminale vervelling zijn volwassen Grote spinkrabben feloranje of rood. Een kleur die naarmate ze ouder worden geleidelijk vervaagt tot dof roodbruin. Spinkrabben zijn meesters in camouflage. Ze gebruiken daarbij alles binnen hun bereik om zo goed mogelijk op te gaan in de omgeving. Het is geen ongewoon zicht, zo’n spinkrab bedekt met zeewier, sponzen en andere organismen. Na een vervelling moeten ze zich opnieuw camoufleren. De jonge dieren doen dat actief. Op volwassen dieren vestigen zich vanzelf allerlei organismen, zoals zeepokken.

De grote trek

Lekker op het bord

Zo’n leger Grote spinkrabben mag dan wel onze wateren leeg eten, zelf zijn ze ook niet te versmaden. Wereldwijd worden veel soorten spinkrabben commercieel bevist en als delicatesse beschouwd. De Fransen kennen de Grote spinkrab als Araignée de mer, een vast onderdeel van hun fruits de mer. Er bestaat een uitgebreide visserij op met speciale krabbenfuiken. De grootste krab ter wereld is de verwante Japanse reuzenkrab, met een spanwijdte van wel 4 meter. Deze krab is net als de Grote spinkrab zeer gewild.

Hoeft het nog gezegd? Grote spinkrabben zijn fascinerende wezens met unieke aanpassingen aan het zeemilieu. Ze zijn een aanwinst voor onze mariene fauna, en niet alleen op culinair gebied. Wat hun finale effect zal zijn op hun omgeving en het andere zeeleven, is nog een open vraag.

Waarom ernstig bedreigde paling blijven eten?

Europese paling Anguilla anguilla is een ernstig bedreigde diersoort. Al meer dan tien jaar proberen beleidmakers en wetenschappers het tij te keren voor deze trekvis. Ze doen dat door obstakels op waterwegen weg te werken, de palingvisserij te verminderen of te stoppen, en door in het wild gevangen glasaaltjes (jonge paling) gericht op geschikte plaatsen her uit te zetten. Helaas is er nog steeds geen verbetering te zien. Het aantal glasaaltjes dat na een lange tocht over de Atlantische Oceaan bij ons in de lente de kust bereikt, blijft laag: minder dan 5% van het aantal in de jaren 1970-80. En toch blijken weinig consumenten te beseffen hoe ernstig de situatie is… Ze blijven paling eten. Denkt men verkeerdelijk dat de paling op ons bord gekweekt wordt en dit dus geen effect heeft op de wilde bestanden? Niets is minder waar, paling wordt vooralsnog niet gekweekt! Het blijft bij het vetmesten van in het wild gevangen glasaaltjes. Elke paling die je eet is er dus één minder. Dus schrappen van het menu, graag!

Paling in ons culinair erfgoed, én in de nieuwe gastronomie

Zowat de meest vervuilde vis van bij ons…

In België zijn het enkel nog recreatieve vissers die paling vangen. Palingfuiken en kruisnetten zijn ondertussen verboden, maar peuren (met een bol aaneengenaaide pieren) mag wel nog, zij het met beperkingen: de paling moet minimum 30 cm meten, en je mag niet meer dan 3 exemplaren vangen. Deze palingen gaan niet naar de restaurants. Gelukkig maar. Want de Vlaamse overheid ontraadt de consumptie van in het wild gevangen paling. Door de historische vervuiling van onze waterlopen, stapelen zich zorgwekkend veel vervuilende stoffen op in het vette visvlees van de langlevende paling (gebromeerde vlamvertragers, dioxines, PCB’s, zware metalen, pesticides en kleurstoffen). Het is dus niet aan te raden om in het wild gevangen paling te consumeren!

Waar komt de paling die je eet vandaan?

In België zijn geen beroepsmatige palingvissers meer actief. Onze paling komt dus uit het buitenland, vooral uit Nederland (wildvangst en aquacultuur). We importeren jaarlijks 105 ton levende Europese paling (Anguilla anguilla) en 85 ton levende Amerikaanse paling (Anguilla rostrata uit USA en Canada), naast 83 ton geslachte paling (vers en diepvries, waaronder Europese paling maar ook Aziatische soorten uit Vietnam, India en Nieuw-Zeeland). Verder importeren we nog 152 ton verwerkte paling, als conserven of gerookt. De meeste paling die restaurants opdienen komt uit de aquacultuur. Niet vervuild zoals de in het wild gevangen paling. Maar nog altijd een slechte zaak voor het herstel van de wilde palingbestanden.

Geen kweek dus, maar vetmesterij

Paling plant zich maar één keer in zijn leven voort, in de Sargassozee, en sterft daarna. In gevangenschap lukt kweken nog steeds niet. De soort kent dan ook een heel ingewikkelde levenscyclus en plant zich voort onder omstandigheden die de wetenschap nog niet helemaal begrijpt. Hoewel men er recent – in een experimentele opzet – in is geslaagd om vrouwelijke palingen te laten rijpen en ovuleren, dan nog staan we ver van een commercieel succesvolle overleving en opkweek van de larven. Aquacultuurbedrijven moeten zodoende nog steeds vertrekken van in het wild weggevangen glasaaltjes, die ze over een periode van 1,5-2 jaar vetmesten tot marktklare grootte. Elke gevangen en/of opgegeten paling – of het nu een volwassen exemplaar of een glasaaltje is – is er dus één minder, en verhindert het herstel van de wilde populatie. Wetenschappers en milieubewegingen pleiten voor een volledig vangstverbod, omdat de soort op het punt van uitsterven staat. Zij konden al verschillende chef-koks overtuigen om paling helemaal te weren van hun menu’s. Tot er hopelijk ooit betere tijden komen voor deze bijzondere vis.

 

Ambergrijs, drijvend goud uit een potvis

Op 15 december 2012 spoelde, op zandplaat de ‘Razende Bol’ bij het Waddeneiland Texel, een dode potvis aan. De walvis bleek een schat in zich te verbergen. Er zat 83 kilo grijze amber in zijn darmen, een kruiwagen vol. Ecomare, het natuurmuseum annex zeehondenopvang op Texel, heeft de potvis geborgen. De grijze amber is voor heel veel geld verkocht aan de parfumindustrie. Grijze amber heeft namelijk de eigenschap om geur vast te houden, waardoor parfum met grijze amber langer geurt. Met de opbrengst heeft Ecomare een fantastische tentoonstelling kunnen bouwen: de Walviszaal. Deze is uitgegroeid tot een van de hoofdattracties van het eiland. Ecomare stond hierna bekend als ambergrijs-expert en heeft in de loop der jaren honderden vermeende stukken ambergrijs moeten beoordelen.  Hoe weet je nu eigenlijk of je met échte ‘ambergris’ te doen hebt?

Ontstaan van grijze amber

Potvissen eten voornamelijk pijlinktvissen, die ze in de diepzee vangen. Pijlinktvissen hebben scherpe kaken die niet te verteren zijn. Gezonde potvissen braken de inktviskaakjes elke 8 tot 10 dagen uit. Potvissen hebben vier magen en de kaakjes komen normaal gesproken niet verder dan de eerste twee magen. Echter, één op de ongeveer honderd potvissen heeft een lek in het maagdarmsysteem. Bij die dieren komen de inktviskaakjes wel in hun derde en vierde maag en darmen terecht. Hier veroorzaken ze bloedingen in de wand. Om de darmwand te beschermen, maakt zo’n potvis grijze amber. Grijze amber is een vetachtig product, dat om de scherpe, puntige inktviskaakjes wordt afgezet. Zo worden de kaakjes ingebed en kunnen ze, zonder al te veel schade te veroorzaken, via het poepgat naar buiten worden gewerkt. De inktviskaakjes zijn overigens in het grijze amber terug te vinden, vaak ook in de buitenste schil.

Hoe herken je grijze amber nu echt?

Duurzaamheidsdoelstellingen onze kust SDG15: leven op het land

De Verenigde Naties stelden in 2015 een nieuwe, mondiale duurzame ontwikkelingsagenda op voor 2030, met daaraan duurzame ontwikkelingsdoelstellingen gekoppeld. Die zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) schetsen ambitieuze doelen.

SDG 15 - Leven op het land: Bescherm, herstel en bevorder het duurzaam gebruik van ecosystemen op het vasteland, beheer bossen duurzaam, bestrijd woestijnvorming, stop landdegradatie en draai het terug en roep het verlies aan biodiversiteit een halt toe

Duurzaam ontwikkelingsdoel 15 (SDG 15) richt zich op het beschermen van ecosystemen, het bevorderen van biodiversiteit en het waarborgen van duurzaam landgebruik. Dit doel vraagt om inspanningen die niet alleen de negatieve impact op natuurgebieden beperken, maar ook bijdragen aan het herstel en de verbetering ervan.

Wat is de situatie vandaag aan onze kust?

Vlaamse vissers gestrand in Patagonië

Opvallend nieuws in de kranten van oktober 1952: het Oostendse vissersvaartuig O.205 Montréal is vastgelopen op een strand in het Argentijnse Patagonië. De voltallige bemanning, onder leiding van schipper Firmin Vandenberghe, bleef ongedeerd en kampeerde wekenlang naast het schip. Maar wat deden die Oostendse vissers daar aan de andere kant van de oceaan?

Op zoek naar een beter leven

Kort na de Tweede Wereldoorlog verkeerde de Belgische visserijsector in crisis. Vele schepen waren aangeslagen door de Duitse bezetter of verwoest, en de Noordzee lag nog vol met zeemijnen. Op zoek naar een betere toekomst besloten enkele tientallen Vlaamse vissersfamilies hun geluk te beproeven in de visrijke wateren van Argentinië. Zo ook Firmin Vandenberghe, vrouw Rachel en hun 5 kinderen.

Na de oorlog had pater familias Firmin z’n vissersbestaan aanvankelijk ingeruild voor een job achter de toog van café Opex in de Oostendse Vuurtorenwijk. Die carrièrewissel duurde niet lang, want onder invloed van zijn schoonbroer en -vader keerde hij al snel de blik richting Argentinië. Verhalen over de overvloedige vangsten onder de Zuid-Amerikaanse zon bereikten hen via eerder uitgeweken Vlamingen. Samen kochten ze het vissersvaartuig O.205 Montréal, dat op 1 december 1949 vertrekkensklaar lag in de haven van Oostende. De twaalfkoppige bemanning, hun families en enkele passagiers maakten zich op voor een woelige reis langs de Golf van Biskaje naar Dakar, en vervolgens de Atlantische oceaan over. Op 13 januari 1950 liepen ze uiteindelijk Buenos Aires binnen, om later door te varen naar Mar del Plata.

Geen rozengeur en maneschijn

In Mar del Plata ontstond al snel een hechte Vlaamse vissersgemeenschap. De Argentijnse visgronden waren rijk. De visruimen van de voormalige Vlaamse vissersschepen waren vaak al na enkele slepen van het net volledig gevuld. De toekomst leek rooskleurig, maar al snel stapelden de donderwolken zich op. De verkoop viel tegen – de Argentijnen bleken echte vleeseters te zijn – en ook de samenwerking met de lokale rederijen liep moeilijk. En toen moest het echte onheil voor de Montréal nog komen.

Op vraag van de reder trok schipper Firmin Vandenberghe in oktober 1952 zuidwaarts, voorbij de verste havenstad Bahia Blanca, op zoek naar nieuwe visgebieden. Nog zuidelijker varen, deed je op eigen risico: correcte zeekaarten van die regio waren er immers niet. Tijdens een pikdonkere nacht liep het mis voor de Montréal: een stevige wind en een sterke stroming dreven het schip naar het strand. De Montréal liep vast, ergens in de onbewoonde Patagonische wildernis.

De redding én de ondergang

Navigeren door educatief materiaal: mariene kaarten als kompas

De oceaan bedekt meer dan 70% van onze planeet en grijpt in op verschillende aspecten van het leven op aarde. Complexe oceaanthema’s toegankelijk maken voor leerlingen is niet altijd eenvoudig. Uit de vele bestaande tools lichten we er graag twee uit: de European Atlas of the Seas en Marine Regions. Deze interactieve platforms maken het mogelijk om de oceaan ‘live’ naar het klaslokaal te brengen. Ze bieden leerkrachten de kans om leerlingen niet alleen te informeren, maar ook te enthousiasmeren en te laten deelnemen aan wetenschappelijke ontdekkingen. Boeiende en interactieve lessen gegarandeerd!

European Atlas of the Seas: de oceaan als leermiddel

Marine Regions: maritieme grenzen in kaart

De oceaan kent dan wel geen grenzen, voor wetenschappers, beleidsmakers en onderwijsprofessionals is het van cruciaal belang om maritieme gebieden nauwkeurig te kunnen identificeren en afbakenen. Marine Regions, beheerd door het VLIZ, biedt een uitgebreide online databank met geografische informatie en vormt zo de ruimtelijke ruggengraat van het biodiversiteitsproject LifeWatch. De databank betreft maritieme regio’s zoals de afbakeningen van exclusieve economische zones (EEZ’s) en beschermde gebieden op zee. De tool is zeer geschikt om leerlingen onder te dompelen in mariene geografie en internationale samenwerking. Waarom zijn maritieme grenzen zo belangrijk voor landen? Hoe kunnen betwiste gebieden leiden tot internationale conflicten? Wie is verantwoordelijk voor welke delen van de oceaan? Wie moet welke (kwetsbare) habitat beschermen? Deze en andere vragen kun je verkennen met Marine Regions. Zo krijgen leerlingen inzicht in hoe ecologie, economie en politiek verweven zijn.

De oceaan binnen handbereik

Met de European Atlas of the Seas en Marine Regions haal je de oceaan letterlijk naar het klaslokaal. Je kunt beide informatieproducten op heel wat manieren integreren in het onderwijs. Waar Atlas of the Sea eerder handig is voor aardrijkskunde, biologie en economie, is Marine Regions meer gericht op aardrijkskunde, politieke wetenschappen en milieukunde. Beide tools bieden de mogelijkheid om gegevens te exporteren en te analyseren. Door leerlingen te laten werken met real-time data over mariene ecosystemen en economische activiteiten, geef je ze niet alleen kennis over de complexe dynamiek van mariene omgevingen. Je leert hen ook vaardigheden om kritisch na te denken over de toekomst van onze planeet.

De zee als goed doel kent geen grenzen

De Zee als Goed Doel. De naam alleen al zegt het. Laat ons met de zee omgaan als een goed doel, een zaak waarvoor je je mateloos en met passie inzet. Tot eer en meerdere glorie van een gezonde oceaan en zeeën. Want een gezonde zee, betekent een goede planeet om op te leven!

En met jullie hulp kunnen wij daarvoor zorgen. VLIZ wil immers niets meer of minder dan wereldzeeën waarvoor zorg wordt gedragen. Zeeën die ook voor de volgende generaties alle voordelen en vruchten bieden die we vandaag genieten. Met een beladen woord ‘duurzaamheid’ genoemd. Hoe? Wij geloven alvast in: 

  • de opleiding van nieuwe generaties zeeonderzoekers, oceaanwetenschappers, oceaanleiders
  • het begrijpen en helpen oplossen van de klimaatverandering
  • kennis, exploratie, nieuwe technologieën om oceaanleven te beschermen
  • een oplossing voor de oceaanvervuiling
  • een beter begrip van hoe de gezondheid van de zee verbonden is met de onze...

En jullie hulp? Elke donatie, ledenbijdrage, sponsoring en aankoop via shop.vliz.be maakt een wezenlijk verschil in het nastreven van onze gedeelde idealen. Dit jaar ondersteunden jullie maar liefst 52 wetenschappers in hun zeeonderzoek! Wetenschappers uit 13 landen, van Chili tot Noorwegen, van Australië tot Kenia.

Steun op het oude continent

In België werken zes beloftevolle jonge zeewetenschappers een ‘briljant onderzoeksidee’ uit. Die ideeën zijn heel divers: het meten van de hartslag als stressindicator bij haaien, het belang van mosseluitwerpselen voor het ganse ecosysteem, de ontwikkeling van een hoogtechnologische turbulentiesensor, de analyse van de darmflora van orka’s als maatstaf voor vervuiling, het belang van kleine gravende dieren in het groter geheel van klimaatverandering.

Daarnaast werkten 25 Vlaamse experten onder de paraplu van De Zee als Goed Doel aan een publicatie rond het belang van de oceaan voor onze gezondheid. Kennis die doorstroomt naar relevante beleidspersonen tijdens een exclusieve studievoormiddag.

Europese experten uit Nederland, Noorwegen, Duitsland en België kwamen dan weer – binnen de structuur van een Ostend Working Group – samen om het onderzoek en de kennis over de gevolgen van klimaatverandering voor de Noordzeekusten te stroomlijnen.

Noord, Oost, Zuid, West

Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Cadzand

Vandaag telt dit meest westelijk gelegen en zonnigste kustdorp van Nederland nauwelijks 700 inwoners, en is het onderdeel van de Zeeuwse gemeente Sluis. Het toeristische Cadzand-Bad staat in schril contrast met de oude dorpskern, een tweetal kilometer verderop. Wie het dorpje bezoekt, kan zich nauwelijks voorstellen wat het de voorbije eeuwen allemaal heeft moeten verduren.

Cadzand vandaag en vroeger

Etymologie: de bedijkte zandbank

Cadzand is in Nederland de officiële spelling van het Zeeuws-Vlaamse kustdorp, in België schrijft men gewoonlijk Kadzand. De naam verschijnt voor het eerst in een document uit 1111-15 in het goederenregister van de Gentse Sint-Baafsabdij en luidt daar Cadesand (Gysseling 1960 i.v. Kadzand). Uit die oudst gevonden vorm blijkt al duidelijk dat het toponiem een samenstelling is van kade en zand. Het eerste deel, kade, draagt de betekenis ‘kleine dijk’, het grondwoord zand moet begrepen worden als synoniem van zandplaat en zandbank. Andere Zeeuws-Vlaamse toponiemen met zand in die betekenis zijn Koezand voor een verdronken eilandje in de Honte tussen Wulpen en Walcheren, en Zuidzande, een voormalig eiland in de Zwinmonding, dat nu tot het vasteland behoort als deelgemeente van het fusiegeheel Sluis.

Kadzand was oorspronkelijk dus niet meer dan een “zand”, een zandplaat of zandbank dus, één van de vele in de delta van wat later de Westerschelde zou worden. Toen het hoogste deel van de zandplaat permanent droog kwam te liggen en met schorrenvegetatie begroeid raakte, kon het drooggevallen gebied economisch nuttig worden gemaakt, eerst voor beweiding met schapen, daarna, bij verdere ontzouting van de bodem, voor akkerbouw. Dijkjes of “kaden” moesten het eiland vrijwaren van overstroming. We kunnen de oorspronkelijke betekenis van Kadzand dus omschrijven als “de bedijkte zandbank”.

Het woord kade gaat uiteindelijk terug op een Keltisch woord kajo voor ‘haag, omheining, afscheiding’. Hoe het in het Nederlands terechtkwam, is niet helemaal zeker. Sommige etymologen nemen bemiddeling aan van het Oudfranse kay, kai, een ontlening aan de Keltische taal van de Galliërs. Volgens anderen is de omgekeerde weg net zo goed denkbaar, nl. dat het woord rechtstreeks uit het Keltisch is overgenomen in het Oudnederlands, en in het Frans daaraan ontleend (Etymologiebank i.v. Kade).

De -d- in kade kan noch uit het Frans, noch uit het Keltisch komen, maar moet van Nederlandse origine zijn. Meestal ziet men kade als een hypercorrecte vorm van een onderliggend ka(a) of kaai.  Onder hypercorrectie verstaan we een ingreep op een woordvorm om die “correcter” of “beschaafder” te doen klinken. De bedenkers van die “correctie” zullen ambtenaren zijn geweest die oordeelden dat de vorm met ingeschoven -d- beter paste in de kanselarijtaal dan de korte, volkstalige variant. Later verwierven beide varianten burgerrecht in de Nederlandse standaardtaal. Zo’n on-etymologische -d- staat ook in de toponymisch bewaarde waternaam ede uit ee, in de kustdialecten de opvolger van Germaans ahwa ‘water’. Ook die “gecorrigeerde” variant verschijnt al vroeg in de bronnen. Zo bijvoorbeeld de Zeeuws-Vlaamse nederzettingsnaam Ede (oudst bekende vindplaats 1232 Heda, De Flou i.v. Eede), ontleend aan een plaatselijke watergang Ee / Ede.

Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Aalscholver

Aalscholvers. Iedereen kent ze, al is het misschien niet bij naam. Bij de waarneming van een grote zwarte vogel met lange, gebogen nek, zittend op een lantaarnpaal of een houten staketsel met opengevouwen vleugels, is de kans immers groot dat je niet met een kraai maar met een aalscholver te maken hebt. Watervrees hebben de vogels niet, in tegenstelling tot hun krassende verwanten. En vis vangen doen ze als de beste, tot spijt van wie het benijdt!

Opvallende verschijning, terug van weggeweest

Opportunistische schrokop

Aalscholvers zijn opportunistische viseters. Ze eten wat de pot schaft, zo’n 250-600 gram vis per dag. Van de meer dan 115 verschillende prooisoorten die in Europa zijn vastgesteld, dienen slechts enkele als stapelvoedsel. In onze zeegebieden zijn dit platvissen (schol, bot, tong, schar) en grondels. In zoetwatergebieden vooral voorn, pos, baars, snoekbaars, spiering, brasem en karperachtigen. Ook aal of paling, wat dacht je, zal een aalscholver niet versmaden. Vooral jonge vis staat op het menu, eerder zelden vangt een aalscholver platvisjes van meer dan 15 cm lang. Uitzonderlijk zijn ook wel platvissen van ca. 30 cm of palingen van 50 cm in magen van aalscholvers gevonden.

Dankzij de gezaagde snavelrand en een gevaarlijk gekromde snavelpunt is de aalscholver in staat grotere, aalgladde prooien te grijpen. Toch moet een aalscholver het bij de jacht niet in de eerste plaats van zijn snelheid of vergezicht hebben. Met ogen die er onder water vooral op gericht zijn bewegende prooien op korte afstand te ontdekken, gedraagt hij zich veeleer als een ‘onderwaterreiger’. Met een relatief trage en korte achtervolging en een snelle nekstrekking grijpt hij zijn prooi. Beroemd zijn de aalscholvers die in Japan al heel lang worden ingezet om voor de mens vis te vangen. Hun ‘meester’ drijft ze ’s nachts het water in, voorzien van een metalen ring rond de nek die is vastgemaakt aan een touw. Telkens de aalscholver een grotere vis buitmaakt, trekt zijn baasje aan de lijn en ontneemt hem zijn prooi.

Etymologie

Aalscholver is samengesteld uit aal en scholver. Het voorbepalende woord aal duidt erop dat deze duikende watervogel zich voedt met vis, waaronder aal of paling. Het is een recente toevoeging aan het grondwoord, pas voor het eerst in geschrifte aangetroffen in een lijst van vogelnamen, een werk van Jan Aarnout Bennet en Gerrit van Olivier uit 1822 (Etymologiebank i.v. Aalscholver).

Een Germaanse werkwoordstam

Het grondwoord scholver in de samengestelde vogelnaam heeft een veel langere geschiedenis in onze taal. Het wordt onder verschillende gedaanten teruggevonden in Middelnederlandse bronnen, met als oudste scholfaren in een tussen 1301 en 1315 vervaardigde Limburgse kopie van Maerlants natuurencyclopedie Der naturen bloeme uit 1282 (MNW i.v. Scholfaren).

Scholfaren en de ook in het MNW vermelde verkorte en gereduceerde vorm scholfern, hebben burgerrecht verworven in de Nederlandse standaardtaal als resp. schollevaar en scholver. Nog bestaande zustervormen in andere Germaanse talen zijn Duits Scharbe, Fries skolfer, Deens, Noors en Zweeds skarv, IJslands skarfur. De Oudengelse vorm scealfor heeft geen nazaten in het huidige Engels, althans niet in de standaardtaal. Daar heet de vogel nu cormorant, hetzelfde woord als Duits Kormoran, een synoniem van Scharbe.

 Middelnederlands scholfaren, de vroegst geattesteerde voorzaat van scholver, is zelf ook een samenstelling van scholf en aren. Het eerste deel daarin wordt teruggevoerd op de stam van een Germaans werkwoord *skarba(n) ‘een schrapend geluid maken’, wellicht verwant met schrabben, schrapen en schrappen. Die laatste werkwoorden kunnen behalve op een schraperige klank ook op een krabbende beweging slaan, maar in het geval van de vogels zal het een verwijzing zijn naar het schorre, raspende geluid dat zij in hun broedkoloniën laten horen, naar alle waarschijnlijkheid een klanknabootsing dus. Dat de -r- van de oorspronkelijke Germaanse vorm *skarb- tot -l- is geworden in combinaties met -aar,- aren en -er is te verklaren door dissimilatie of ongelijkmaking van twee identieke medeklinkers binnen hetzelfde woord, een mechanisme dat bv. ook leidde tot Nederlands mortel uit Latijn mortarium.

Wat gaat schuil achter -aar?

Het tweede deel -aar wordt algemeen gezien als de Oud- en Middelnederlandse benaming voor de arend, geattesteerd als arn, aren, aer (ONW i.v. Aro, Aran en MNW i.v. Aerne); in het Vroegnieuwnederlands van de 17e eeuw verschijnt de vorm zonder eind-d nog een zeldzame keer als aerne (WNT i.v. Arend). De bovenvermelde Maerlant-kopie uit de vroege 14e eeuw vermeldt expliciet dat de scolfarn een “bastaert aar” is (MNW i.v.Scholfaren).

Dat de naam van de koning der vogels al onderdeel was van de Germaanse basisvorm van schollevaar, achten de meeste etymologen onwaarschijnlijk, omdat onder de overgeleverde vormen in de Germaanse talen alleen het Middelnederlandse en het Middelnederduitse woord scalvaron uitgaan op een bestanddeel dat zich laat herkennen als ‘arend’-benaming. Geloofwaardiger is, zo wordt gedacht, dat het bestanddeel berust op een volksetymologische herinterpretatie, doordat men de aalscholver zag als een soort van arend.

 

 

Welk onderliggend woord of woorddeel liet zich dan opvatten als naam voor de arend? Zoals Debrabandere (2005  i.v. Schollevaze) suggereert, kan dat moeilijk iets anders zijn geweest dan het oude, tot op vandaag in het Nederlands nog productieve agentiefsuffix -aar, zoals in tekenaar en twijfelaar. Een achtervoegsel dus waarmee uit werkwoordstammen substantieven worden afgeleid voor de uitvoerder van de handeling die in het grondwoord wordt genoemd. Uit dat -aar, al vroeg door het Germaans ontleend aan Latijn -arius, ontstond in het Middelnederlands een verdofte en hoogfrequent geworden variant -er, zoals loper en visser. Door de vormgelijkheid van het achtervoegsel met Middelnederlands aar ‘arend’ ging men in het tweede deel van schollevaar de vogelnaam herkennen, waardoor vervolgens ook een variant als het oude scolfaren kon ontstaan, met de wisselvorm -aren van de vogelnaam arend.

  • Debrabandere F. (2005). Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek. Amsterdam, Veen.
  • De Flou K. (1914-1938). Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu. Gent, Brugge. 18 delen. Indices door F. Rommel, Steenbrugge 1953.
  • Etymologiebank https://etymologiebank.nl/
  • Gysseling M. (1960). Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226). Bouwstoffen en studieën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands VI, 1. Brussel / Tongeren, Belgisch Universitair Centrum voor Neerlandistiek. www.google.com/search?client=firefox-b-d&q=gysseling+toponymisch+woordenboek
  • MNW = E. Verwijs & J. Verdam (1885-1929). Middelnederlandsch Woordenboek. ’s Gravenhage. https://gtb.ivdnt.org/
  • ONW = Oudnederlands woordenboek. Leiden: Instituut voor Nederlandse Lexicologie, 2009. http://gtb.inl.nl/?owner=ONW
  • WNT = Woordenboek der Nederlandsche Taal. ’s Gravenhage/Leiden, 1864-1998. https://gtb.ivdnt.org/

In de branding

indebranding_fig.1_kustkiekje_small.jpg

Kustkiekje (Grote Rede 59)

Misschien niet helemaal onverwacht toonden we in het laatste Kustkiekje een kunstwerk van Beaufort 2024, het driejaarlijkse kunstfestival aan zee. Het werk betreft ‘All the words in the World’ van de Argentijn Jorge Machhi. Deze installatie van 8 bij 4 meter suggereert een rechtopstaand toetsenbord zonder toetsen, en is uitgevoerd in beton. Het steeds wisselende lichtspel op deze luchtige structuur stemt tot nadenken. Kun je een beeld wel met woorden vatten? Op de vraag waar dit kunstwerk zich bevindt, is het juiste antwoord: de zeedijk van Koksijde.

Jan Seys
indebranding_fig.2_dagvandewetenschap.png

Dag van de Wetenschap aan zee

De technologie om ons heen staat niet stil. Denk maar aan artificiële intelligentie, robots of virtual reality. De hoogtechnologische vooruitgang stelt ook zeewetenschappers in staat tot dingen waarvan ze enkele decennia geleden alleen maar konden dromen. Wist je dat onderzoekers klimaatverandering bestuderen met onbemande robots? Of dat Europa werkt aan een digitale tweeling van de oceaan om deze beter te kunnen beschermen? Zak op zondag 24 november 2024 – Dag van de Wetenschap – af naar het Marien Station Oostende voor het wetenschapsfestival ‘High-T at Sea’ en maak kennis met de meest recente technologie. Dompel je onder in het zeebelevingslab, bouw je eigen periscoop, woon een lezing bij of ga aan boord van het onderzoeksschip Simon Stevin.

Ook in het Provinciaal Bezoekerscentrum Duinpanne kan je allerlei zaken beleven op de Dag van de Wetenschap. Op ‘Zeetropolis’ kan je ontdekken, ervaren en onderzoeken op maat van jong én oud. In het NAVIGO Visserijmuseum kan je dan weer in het verhaal van potvis Valentijn duiken. Kortom, voor ieder wat wils!

Bart De Smet
indebranding_fig.3_tsunami_groenland_small.jpg

Hoe klimaatverandering de aardbol negen dagen lang kan doen ‘zoemen’!

September 2023. Belgische wetenschappers ontdekken een zeldzaam natuurverschijnsel in Groenland. Een aardverschuiving van 25 miljoen m³ rots en ijs veroorzaakt een tsunami in de Dickson Fjord. Deze mega-tsunami bereikt een hoogte van meer dan 100 meter en veroorzaakt seismische trillingen die de aarde negen dagen lang doen trillen. Het signaal wordt wereldwijd opgemerkt en geanalyseerd door een internationaal team van 68 onderzoekers uit 40 instellingen, waaronder de Koninklijke Sterrenwacht van België (KSB) en het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). De aardverschuiving bleek het gevolg van de klimaatverandering en het smelten van steeds meer ijs. Het onderzoek, gepubliceerd in het tijdschrift Science, benadrukt het belang van monitoring en waarschuwingssystemen in het licht van versnelde klimaatveranderingen. Als rechtstreeks gevolg zal het VLIZ, i.s.m. de Koninklijke Sterrenwacht van België, zijn meetstation op Groenland verder uitbreiden om het fenomeen beter te begrijpen en toekomstige risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Jan Seys
indebranding_fig.4_oesterrif_small.jpg

Herstel van wilde oesterriffen van start gegaan

In opdracht van de dienst Marien Milieu (FOD Volksgezondheid) is het consortium BELREEFS het eerste pilootproject gestart voor het herstel van wilde platte oesterriffen in het Belgisch deel van de Noordzee. Het project wil een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van de mariene biodiversiteit. Onder druk van overbevissing en andere bodemberoerende activiteiten zijn platte oesterriffen al een tijdje verdwenen bij ons, maar historisch gezien waren ze een zeer belangrijke habitat.

Dit pilootproject vindt plaats ter hoogte van de grindbedden tussen de Hinderbanken, een plek waar ooit oesterriffen gevestigd waren. Het is de eerste keer dat een project zich op deze schaal in het Belgische deel van de Noordzee ontplooit. De creatie van een oesterrif dat zichzelf in stand houdt is een complexe uitdaging. Om dit te realiseren slaan overheid, industrie en wetenschap de handen in elkaar. De ingewikkelde logistiek en de gevoeligheid van de oesters aan verstoring (tijdens inzaaien, transport en installatie op zee), vragen een diepgaande kennis van verschillende vakgebieden.

Maud Oeyen

Colofon

‘De Grote Rede’ is een gratis informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ; www.vliz.be). Dit boeiende tijdschrift wordt samengesteld met de hulp van een zelf schrijvende redactie van maritieme professionals die zetelen ten persoonlijke titel. Noch de redactie, noch het VLIZ zijn verantwoordelijk voor standpunten vertolkt door derden. Overname van artikelen is toegelaten mits bronvermelding.

Interesse?
Gratis abonneren kan via www.vliz.be/groterede/inschrijven of telefonisch.

Verantwoordelijke uitgever

Jan Mees (VLIZ), Jacobsenstraat 1, B-8400 Oostende, België

Coördinatie en eindredactie

Jan Seys, Nancy Fockedey en Bart De Smet (VLIZ), 059/33.60.00, jan.seys@vliz.be

Redactieleden

Gert Coone, Binke D’Haese, Maxime Depoorter, Bart De Smet, Ine Demerre, Nancy Fockedey, Lotte Janssens, Dominique Jauquet, Francis Kerckhof, Thomas Lanssens, Tine Missiaen, Hans Pirlet, Ruth Pirlet, Sam Provoost, Karen Rappé, Frederik Rogiers, Marc Ryckaert, Jan Seys

Zeewoordenteam

Roland Desnerck, Magda Devos, Nancy Fockedey, Jan Seys, Johan Termote, Dries Tys, Carlos Van Cauwenberghe, Fons Verheyde

Met medewerking van

Bart Roest, Glenn Strypsteen, Joran Vandevelde, Lotte Janssens, Maud Oeyen, Pierre Bonnet

Vormgeving

Bredero Graphics, Melle

Foto’s en grafieken

Beaufort24 (Ann-Sophie Deldycke), Databank Ondergrond Vlaanderen, Ecomare, ESRI, European Atlas of the Seas, Flicker (Michael Bok), FOD Volksgezondheid - Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Glenn Strypsteen, Jeff Kerby, KBR, Lotte Janssens, NAVIGO Visserijmuseum, NGI, Roest et al. (2019), Saxifraga (Eric Gibcus), Shutterstock, Statbel - bewerking Statistiek Vlaanderen, Vlaamse Hydrografie, Westtoer (Pieter Clicteur), Wikimedia Commons (Andrei Savitsky) ZEROPOL2030

Drukkerij

Lowyck drukkerij
Gedrukt op maco halfmat 115 g (FSC Mix credit)
in een oplage van 9.500 ex

Algemene informatie

VLIZ vzw
Jacobsenstraat 1, B-8400 Oostende
Tel.: 059 33 60 00
e-mail: info@vliz.be
www.vliz.be
ISSN 1376-926X